Art. 6.
Bij den secretaris blijft het eigendom van het gild berusten. Hij zal van alles eenen inventaris opmaken, waarvan een afschrift door hem geteekend, zal worden gedeponeerd bij den hoofdman en den eersten deken. Hij doet jaarlijks rekening en verantwoording van de ontvangsten en uitgaven door hem ten behoeve van het gild gedaan.
Art. 7.
Aan ieder lid wordt van elke buitengewone vergadering daags te voren ten zijnen woonhuize schriftelijk kennis gegeven. Het niet behoorlijk afgeven der briefjes door hunne huisgenooten wordt niet als reden van verschooning in aanmerking genomen.
De buitengewone vergaderingen zullen nimmer langer dan twee uren mogen duren; indien de werkzaamheden niet zijn afgeloopen, worden dezelve tot eene alsdan te bepalen vergadering uitgesteld.
Art. 8.
De vergaderingen, zoo gewone als buitengewone, zullen in het gildehuis moeten gehouden worden.
Op alle vergaderingen of andere bijeenkomsten kunnen voorstellen gedaan worden, doch zullen op straffe van nietigheid eene maand in het gildehuis ter visie liggen.
Bij dringende noodzakelijkheid heeft de directie de macht dien termijn te verkorten.
Art. 9.
Ieder lid is verplicht de buitengewone vergaderingen bij te wonen. Zij worden geopend een half uur na den tijd waarop ze zijn uitgeschreven. Hij. die na het openen ter vergadering verschijnt, verbeurt eene boete van vijftien cents, en hij, die niet komt, eene van dertig cents. Van deze boete zijn vrij zij, die op reis of ziek zijn, mits de deugdelijkheid daarvan aan één of meer leden bekend zij en daarvan tijdig aan den hoofdman schriftelijk kennis worde gegeven.