HET ST. JORISGILD TE WAALWIJK 1548-1878.
DOOR
J. VAN DEK HAMMEN NICZ.
VI.
Tot de tweede helft der 17de eeuw schijnen de gildebroeders van St. Joris zich bij het schieten uitsluitend van den boog (voet- of kruisboog) bediend te hebben. In 1686 hadden zij echter reeds snaphanen, wat blijkt uit het nog aanwezige zilveren schild van den gildekoning Bartholomeus Spoormans, dat door hem in genoemd jaar, toen hij den papegaai afschoot en koning werd, aan het gild werd vereerd en waarop een geweeren een boog als tropheeën staan afgebeeld. Dat een nieuwe koning, volgens oud gebruik, steeds een schild aan het gild schonk, was bedoeld — en zeer terecht, dunkt mij — als eene herinnering, gedachtenis of eeuwige memorie voor het nageslacht.
Volgens eene aanteekening van den gildebroeder Adrianus Benedictus van Lieshout — die ik echter niet nader bevestigd vind —, moesten de vrouwen der gildebroeders, wanneer zij gildezusters werden (± 1725± 1800), een inkomgeld van één gulden betalen. Ook hadden zij een eigen vaandel, waarmede zij bij plechtige gelegenheden even sierlijk en handig manoevreerden als hunne mannen. Hier dient ook in herinnering gebracht te worden, dat bij feestelijke optochten steeds een St. Joris te paard, in ridderkleedij gestoken, voorop rêed. Van zijn riddercostuum schijnen nog brokstukken, o. a. een harnas en een lans, die allengskens in minder goeden staat gaan verkeeren, over te zijn.
Alhoewel er reeds vroegtijdig gildeknechten bij St. Joris zullen zijn aangesteld, vinden wij evenwel pas in 1764 zoodanig persoon met name genoemd. Den 29 November
8 XLI