uit BOEK EN BLAD

Bibliografisch Bijvoegsel van Taxandria 2e Bundel

Samensteller: Ir. A. J. L. ]UTEN, Noordsingel 1. Bergen op Zoom No. 25. Behoort bij Taxandria 1934 afl. 5.

Middeleeuwsche kasteelenbouw. Bij gelegenheid van de jaailijksche vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden Juni 1933, heeft jhr. dr. E. van Nispen tot Zevenaer uit Eysden een „bijdrage tot de studie van den kasteelenbouw in Nederland tot omtrent het jaar 1300" geleverd

Het komt mij voor dat in dit overzicht een kleine aanvulling nog wei

gewenscht is.

Als bronnen voor de burchtkunde noemde spr. bouwwerken, afbeeldingen en archivalische bronnen.

Naar de thans aangetroffen bouwwerken kan omtrent hun oorspronkelyken staat niet veel worden geoordeeld. De tand des tyds, oorlogen, belegeiingen moderniseeringen en vaak zonder piëteit verrichtte restauraties, dooi al zulke invloeden spreken de bouwwerken, die over zijn, niet meer de taal van eeuwen her, doch meestal een gekunsteld dialect vol uitheemsche accenten.

Afbeeldingen leeren ons veel omtrent vroegere stadia, maar niet nopens den oorspronkel\jken staat. Uit archivalische bronnen valt niet dan moeilijk en ten kosten van veel t\jd te putten en dan vindt men niet steeds wat men zou wenschen Zoo is de kennis van onze Nederlandsche kasteelen dan nog maar zeer gering. Staat soms de genealogie der bewoners ongeveer vast, nopens den tijd der stichting en den persoon van den stichter tasten wij dan nog gemeenlijk in het duister.

In de vroegste middeleeuwen vielen er reeds twee bouwtypen te onderscheiden : de residentie (hét hof, de zaal) en het fort (de burcht). Het eerste type werd ook in Nederland aangetroffen; De zaal, sala, bestaat vooit in den geografischen naam Netersel vermoedelijk (Nederzaale) en in meer andere namen. Ook de Hunnenschans bij Uddel heeft een sala gehad.

In den na-Karolingischen tijd deed vrees voor de Noormannen veel kasteelen bouwen ; forten, torens, vermoedelijk nog naar Romeinsch voorbeeld. De afmetingen waren normaal 10 bij 10 en zij werden gebouwd aanvankelijk van hout, later van steen, in ons vlakke land op kunstmatige heuvels, verkiegen van de bij het graven van een ringgracht opgeworpen aarde.

Van de geschiedenis van den burchtheuvel Wynantsrade is vrij wat be' kend In 1342 werd Her Winant van Rode, Ritter, beleend het „goyt zu Nuwenberch": de „fortreche" lag dus op een heuvel. In de latere stukken ziet men dan geleidelijk den naam Winantsrode .. . Wynantsrade worden.

Het „berg" in die namen beteekent soms heuvel, soms burcht en soms was het zoo het een als het ander, wat spr. demonstreerde aan den naam Weerdenberch-Waardenburg. )

Uit een kroniek van de heeren van Weerdenburg blijkt, dat omstreeks 1265 een houten sterkte, een toren werd opgericht; dat de toren in 1283 werd uitgebreid met een hoofdgebouw en een ronden toren, waarschijnlijk van steen, waarna in 1355 Johan de Koe een grooten vierkanten toren met ringmuur bouwde. De houten sterkte zal toen wel buiten gebruik zijn geraakt.

1) En moet het „berg" altijd heuvel zijn? Kan het ook niet het oude frankische begrip „samenvoeging" van één stam zijn?