Wat betreft den Heer van Velde, bisschop van Roermond, hem zal reeds door den Staatssecretaris, langs den geschiksten weg, het decreet toegezonden zijn door het H. College, waarmede hij aangesteld is als Apostolisch Administrateur over het geheele deel van het oude diocees van Roermond, dat aan de Bataafsche Republiek behoort, in den geest, zooals door U geadviseerd was. Maar wat betreft het district Ravesteijn, behoorende onder het oude diocees van Luik, voorzoover U voorstelt dit te vereenigen en onder het bestuur van M. van Velde te brengen, zoo meent het H. College, dat dit gedeelte op het oogenblik nog niet rijp is voor een inlijving, op grond van het feit, dat de Bisschop van het vroegere Diocees Luik voor dit district zorg gedragen heeft.
Tenslotte kom ik aan het verzoek der Hollandsche geestelijkheid om eigen bisschoppen of althans apostolische Vicarissen te mogen ontvangen. Tot op dit oogenblik heeft dit nog geen punt van overweging uitgemaakt voor het H. College, behalve ten opzichte van twee Aartspriesters, n.1. den Heer C ram er te Amsterdam, en ten Hulscher in Zeeland, die duidelijk gewezen hebben op de zeer groote voordeelen, die naar hun meening, voortvloeien voor de Katholieke Kerk uit een dergelijk instituut - maar de H. Congregatie, die overtuigd is van de redenen die U aanvoerdet, is het met Uw argumenten eens, en houdt aan haar standpunt vast, om voor het moment geen vernieuwingen aan te brengen Beiden werd echter een antwoord geschreven, in termen, als U ingesloten aantreffen zult, en die U dan gesloten naar hun bestemming gelieve te zenden, en met Uw gewone voorzichtigheid opdat hun reactie daarop niet te heftig zal zijn. Dit alles achtte ik mij verplicht U te schrijven, en ik beveel U intusschen den lieer aan, dat, hij U zegene.—
Roma, Prop. F. Apr. 1803.
P. Kardinaal Borgia, prefect.