brief op een tweetal wijst, zonder hen nochtans met name te noemen. Ik verwacht nog van U een nauwkeurig rapport over den tegenwoordigen stand van zaken bij de Jansenisten van Utrecht, zooals Gij beloofdet aan den Secretaris.
U intusschen onzen bizonderen dank uitend, smeek ik dat de Heer U alle ware geluk schenken moge.
Rome, van de Propaganda 3 Juli 1802.
G. Kardinaal G e r d i 1.
Kardinaal Borgia aan Ciamberlani
Tenslotte is men gekomen tot de benoeming van een Apostolisch Vicaris voor geheel dat deel van het oude diocees Antwerpen, dat aan Holland onderworpen is, en de keuze is gevallen op de persoon van B. Adrianus van Dongen, Pastoor van Breda met behoud van zijn parochie, en met dezelfde bevoegdheden, als die van den Vicaris Apostolicus van den Bosch. Ofschoon de door U voorgestelde persoon, nl. de Heer Petrus van Eupen1) zeer geschikt leek te zijn, zooals ook de twee vicarissen uit Breda, hebben toch verschillende verstandige overwegingen geleid tot een besluit ten gunste van van Dongen, en dit des te meer, omdat deze reeds is belast met een parochie in dezelfde stad Breda, wat toch de meest geschikte plaats is voor residentie van den Apostolisch Vicaris.
Ik zend UEd. hierbij ingesloten, behalve de Breve van Benoeming, ook onzen brief met volmachten, omdat liet nuttig leek, zoo spoedig mogelijk deze den Vicaris ter hand te stellen, opdat hij zijn nieuwe waardigheid kan gaan bekleeden. Onder andere zaken, wordt hem aanbevolen, om met alle energie het nieuw opgerichte Seminarie te steunen, waarvan immers in hooge mate de goede onderlegdheid der geestelijkheid, het behoud van de Ware Leer tegen de schadelijke theoriën, die overal wortel beginnen te schieten, afhangen.
1) Krüger, l.c. II 316: 356 vlg.