„entre tres haut et trés puissant Prince Philippe Guilleaume de Nassau, Prince d'Orange et Messire Amador de la Porte, chevalier de 1'Ordre de St. Jean de Jerusalem et Commandeur de la Braque—, de som van 7700 francs 'sjaars in Bourgondische munt of 5133 pond 6 stuiv. 8 duiten, waartoe eerstgenoemde zich daarbij jegens laatstgenoemde had verbonden onder verband van voorschreven goederen. Ook van den Brusselschen notaris Maurissens is niets meer te vinden, zoodat ook langs dien weg de koopakte van 1616 niet meer is te achterhalen; wel echter was in het archief van Bergen ook nog te vinden het afschrift eener uitspraak van de Rekenkamer van den Koning van Groot-Britannie, waarbij zij besliste, — op grond, dat bij voormeld notarieel contract van 1616 Amador de la Porte, kommandeur van la Braque, op het gezag en met de machtiging van den Grootmeester en de ridders der Orde van Maltha had overgedragen aan den Prins Philips Willem van Nassau, bij de gratie Gods Prins van Oranje, de huizen, landerijen, weilanden, renten en cijnsen van de Kommanderij van la Braque, gelegen in de dorpen Alphen, Tilburg, Goirle, Meere, Weelde, Barel, enz. tegen eene jaarlijksche en perpetueele rente van 7700 Bourgondische francs, makende 5133 pond 6 stuivers 8 duiten Fransche waarde, gaande uit al de gronden en goederen, gelegen in de Franche Comté van Bourgondie, speciaal uit de goederen Nozeroy en Montmazon, welke rente de Kommandeurs van la Braque tot nu toe steeds hadden ontvangen al was het ook niet anders dan met groote moeite, — dat zij afstand zoowel aan genoemden Kommandeur van de Braake en aan zijne opvolgers de inkomsten van het goed Nozeroy ten bedrage van voormelde rente, met machtiging op hen, kommandeurs, om daartoe van de pachters van dat goed hunne pachten te innen tot tijd en wijle bedoelde rente zal zijn afgelost, waartoe de Rekenkamer uit naam des Konings zich alle recht voorbehield. Aldus gedaan te 's Gravenhage 28 December 1701(?).