30. Wie bij het papegaai-schieten koning wordt en dan de voorhanden zijnde juweelen onder zijne berusting krijgt, is verplicht ten zelven dage eenen goeden borg te stellen, met wien de gemeene gildegenooten genoegen kunnen nemen. De koning is verplicht bij plechtige gelegenheden dat juweel of die juiveelen te dragen, ook als men buiten de gemeente gaat schieten. Maar een medebroeder, buiten Waalwijk wonende en l:oning wordende, mag het juweel niet buiten de gemeente dragen. In dat geval zal deze buitenkoning eenen stadhelder (= plaats vervanger) in zijne plaats mogen stellen, gekozen uit de te Waalwijk wonende gildebroeders.
31. Indien men opwaert, dat is op den schutsboom, schieten zal, en daaraan nemen ook buitenleden deel, dan zullen deze buitenbroeders gehouden zijn eenen borge of eenen voorvanck te stellen voor alle breucken, boeten en commer,:) die bij mogelijke overtredingen van het reglement te hunnen laste kunnen komen.
32. Geen nieuwe gildebroeder mag aangenomen worden dan alleen op St. Jorisdag (23 April) of bij liet koningschieten. En geen buitenbroeder mag aangenomen worden, die niet merckelyck gegoedt is binnen der vryheytvan li aelwijclc.
Er werden dus geen buitenleden aangenomen of zij moesten onder Waalwijk aanzienlijke bezittingen hebben!
NOG EENS DE KOMMANDERIJ TER BRAAKE TE ALPHEN BIJ TILBURG.
[Min overeenstemming met Gramaye Antiquitates lij Bredanae p. 23 en van Goor Beschr. der stadt en lande van Breda p 373, gaf A. J. van der A a in zijne Geschiedkundige Beschrijving van de stad Breda en hare omstreken p. 208 van deze voormalige kommandeiij
(Wordt vervolgd)
1) Kommer — oudtijds belasting ; hier schuld.