VAN BRUHESE EN AANVERWANTE GESLACHTEN
Bredasche tak II
IV. Otto van Bruheze was een aanzienlijk burger in zijn geboortestad. In 1515 en 1517 is hij deken van het kloveniersgilde, in 1517 en 1529 van de oude schutters. Hij treedt op als schepen in 1507, 1508, 1511 en 1526 en staat in 1528 en twee volgende jaren als burgemeester aan het hoofd der stedelijke regeering. Van 1515 tot aan zijn dood is hij schout over Terheiden, en in 1518 en 1520 ook waarnemend schout van Breda.1) Op het einde van zijn leven schijnen zijn geldelijke zaken niet rooskleurig te zijn geweest. Onder graaf Hendrik had de rekenkamer bepaald, dat de ambtenaren een borg moesten stellen voor hun ambtelijk beheer, en in den regel nam een bloed- of aanverwant dien plicht op zich. De schout van Terheiden nam op het laatst van 1531 als borg aan Jan Willems van Bairle, de mesmaker.2)
Hij overleed 17 Jan. 1531 en werd begraven in de O. L. V. kerk.8) Op den eenvoudigen zerk is een grafschrift gebeeldhouwd in den vorm van een rond zegel, waarin het wapenschild met de drie horens, bekroond door een open helm met een der horens als helmteeken en omgeven van de dekkleeden Het randschrift luidt:
bier leel beg"4 otto sone Gornelis va brubeze in sijn fiid
scboutetb van der beyde die sterf a® xv( xxxi xcij dacb marr.4)
Hij trouwde omtrent 1507 met Maria van Diemen, bij wie hij twee kinderen had. Zij hertrouwde, waarschijnlijk in 1536, daar zij dat jaar het familie-huis
1) De jaartallen zijner ambten zijn ontleend aan de schepen-protocollen; ik heb geen gebruik gemaakt van de opgaven in E. v. G o o r.
2) G. A. Breda, R. 436:2vo.
3) A. p. 31 heeft eene acte van 15 Febr. 1531 (n.s.), welke zijne vrouw weduwe noemt; moet op de zevk niet gelezen worden ianuarii in plaats van marfii ?
4) l)e Grafzerken n. 10.