verbeurt eene boete van 6 stuivers en moet toch zijnen niet genoten maaltijd aan de dekens betalen. Alvorens echter ter maaltijd te gaan, zijn de gildebroeders verplicht met hunnen koning ter kerke te gaan en aldaer te offeren, op verbeurte van 6 stuivers ten bate als boven.

14. Een buytenschut mag niet in het gild opgenomen worden, tenzij met goedvinden van de oversten, den koning en de dekens. Zoo een buitenschut bij het koningschieten den vogel of papegaai afschoot en dus volgens het reglement koning moest worden, moest hij de beslissing daarvan overlaten aan de dekens. Namen deze het zeldzame geval gunstig op, dan was hij koning, zoo niet, dan bleef de oude koning nog een jaar koning, maar moest aan den „buitenkoning", van wien men niet gediend was, eene vergoeding betalen van minstens 15 stuivers, of, gelijk het in het origineel heet: die sal dat span verbeteren vijftien stuyvers, niet min maer meer, believet hem.') Mochten eenige schutters in gebreke blijven hun aandeel in de kosten van den jaarlijkschen maaltijd aen den weert te betalen, dan zullen de dekens moeten zorgen, dat de ontbrekende gelden binnenkomen. In het algemeen kan men zeggen, dat alle breuken of boeten, die de gildebroeders over het gansche jaar verbeurd hadden, door de dekens moesten afgericht en geïnd worden als verwonnen schuit, ende met geenen recht daer tegen te doen of te doen doen. Ten slotte moest een gildebroeder, die een gast ter maaltijd nooyde, voor dezen betalen.

Bovenstaande veertien artikelen werden den 19 Augustus 1548 door Lambrecht Millinck verleden voor de Waalwijksche schepenen Gij sber t Woutersen en Adriaen Goossens en tevens in de registers der schepenbank geregistreerd.

(Wordt vervolgd) <

1) Later zal blijken, dat toch wel degelijk af en toe een buitenlid koning werd.