woord schut niets te maken heeft met schieten ; het beteekent hoede, bewaring, bescherming, en zoo beteekende schutter oorspronkelijk: bewaarder, verweerder, verdediger. Daarom heette oudtijds een schutterij eenvoudig een schut en sprak men van dat oude scut, dat jonge scut, dat hantboge scut (147J).

Het spreekt haast van zelf, dat het pas opgerichta schuttersgild zijn beschermheilige koos : St. Joris of St. Bastiaan, St. Michiel of St. Antonius, en tevens zijn overheden : dekens, hop- of hoofdlieden. Boven zagen wij reeds, dat de sclitters- en ambachtsgilden al spoedig, vooral in de Zuidelijke Nederlanden, in hoog aanzien kwamen en veel invloed op de regeering uitoefenden. Het was en bleef eeuwen lang een gewichtige gebeurtenis, wanneer een schuttersgild feest vierde, hetzij bij het papegaai- of koning schieten, hetzij bij het prijsschieten, en dan met ontplooide banieren en slaande trom door de stad trok, voorop de trommelslager, daarachter de vaandrig of vaandeldrager, die de banier of het blazoen van het gild droeg, dan de gildekoning met zijn zegeteekenen omhangen, vervolgens de dekens en overlieden in deftige mantels gehuld, de gildeknecht met zijn zilveren plaat op de borst en zijn doornenroede met zilver beslagen in de hand, en eindelijk de vele gildebroeders in hunne bonte tenue . . ." ])

Maar laat ons niet al te ver afdwalen: wij zouden Waalwijk geheel uit het oog verliezen.

Het opschrift van het oudste document omtrent het Waalwijksche St. Jorisgild, n. 1. de bovenaangehaalde charte van 1548, luidt aldus: J)it is die charte van die oude sclnits inder vrylieyt van Waelwijck van des glorieuse ridder St. Joris, die ons verleent is van Lambrecht Millinck, heere tot Waelwijck, Eethen, Meeuwen etc. Bij oppervlakkige beschouwing zou dit opschrift het vermoeden wekken, dat het St. Jorisgild pas in 1548 zou gesticht zijn. Niets is echter minder waar dan dit vermoeden. Toen Lam-

1) Zie liet hier voorgenoemde mooie boek van Ter Gouw: „De Gilden', waaraan ik veel ontleend heb.