Het Hof hield deze open brieven circa een jaar in handen, want nu volgt daaronder de verklaring van ge noemden procureur J. Keyen : Dese brieven zijn mij hier ondergeschreven gerestitueert desen den . . . Octobris 1593 (onderteekend :) J. Keyen.

Hierop volgt op hetzelfde blad, eveneens op de rechter helft daarvan: Prima, daaronder: Adriaen Kep kens, Impetrant teghen J hen nelc en Dier ick Adriaensz van N o o r t dochtere weduwe wijlen Thomaess Roelofsz de Greve, Dierick Thomaessz der voirsz J lie nn ekens zoene, Robbrecht van Grevenbroeck als man ende momboir van Ileylwich dochter van wijlen Dierickx Adriaens van Noort, Jan Aertssz van Beynen, Jan Claessz coopers ende vercopers van de goederen in d oepenen brief ven des Impetrants geruert Ged: Ende die huysvrouwe van Anthonis Fransz. ende Jan Ariaenssz bij edicte.

Naast deze regelen staat op de linkerhelft van dit blad : Idem, (daaronder:) Is geappoinctert als in de nestvoirgaende zacken!

De beide hiergenoemde dochters van Dirk A d r iaansz van Noort zijn aangewezen op de staat van afstamming op blz. 240 van jg. 1923, alsmede op blz. 84 van jg. 1925 ; alwaar is medegedeeld, dat Thomas Roelofsz (hier met zijn familienaam de Greve aangeduid) nog op 28 Mei 1592 met zijne huisvrouw Jenneken Dirk van Oirtsdr. testament had gemaakt. Dewijl zijne vrouw in bovenstaande regelen reeds als zijne weduwe voortkomt, blijkt dat haar man gestorven is tusschen 28 Mei en 1 November 1592.—

Vermits niemand van de gedaagden was verschenen, noch procureur was gesteld, werden zij opnieuw gedagvaard, en voortaan als gedaagden-en-herdaagden op de rol gebracht. Er kan verondersteld worden, dat tevoren door Robbrecht van Grevenbroeck qq. en door Jan Aertssz van Beynen aan den impetrant voor hun deel voldoening was gegeven, want zij worden niet meer genoemd.

Vele maanden verloopen aleer de zaak weder of) de