DE STADSDRUKKERS TE 's-HERTOGENBOSCH.
I.
Ik besprak in de jaargangen 10, 11, 12 en 13 van dit tijdschrijft achtereenvolgens de Bossche boekdrukkers en boekverkoopers Jan Roelofs, Gerard van den Ha tart, onderscheidene vanTurnhout's en Palier's, gaf in den vorigen jaargang een aanvulling op mijne studie over het geslacht Schoefferj later Scheffer en Scheffers, dat van vader op zoon ruim drie en een halve eeuw de boekdrukkunst aldaar uitoefende.*)
Ik wensch thans een en ander mede te deelen over hunne stad- en vakgenooten, die in hunne uitgaven zich als Stadsdrukkers betitelen.
Dat zijn: Jan van Dockum, Weduwe Pieternella van Dockum, Stephanus du Mont, Johannes du Mont, Johannes Reuvers, Antoni van Beusekom, Christiaan August Vieweg, Weduwe C. A. Vieweg (later en zoon) en Jan Baptist van Gulpen.
Hoewel eenige der Scheffers, van Turnhouts en Paliers onderscheidene drukwerken voor het stadsbestuur bezorgden, hebben zij den titel van stadsdrukker niet gevoerd.
De eerste, die zich aldus mocht betitelen, was de boekdrukker Jan van Dockum.
Hij had sedert 1637 voor de stad verschillende werken uitgevoerd en wendde zich in de maand Augustus 1642 met een verzoekschrift tot heeren schepenen, om zich „Ordinaris Söads-Drucker" te mogen noemen.
De schepenen beschikten gunstig op dit verzoek.
Zij overwogen, dat in andere steden ook dergelijke titularissen werden gevonden, waarom zij besloten aan
') Voor belangstellenden in de geschiedenis der Bossche boekdrukkunst deel ik mede, dat ik de boekdrukkerij van Laurens H a e y e n en van het Bossche Fraterhuis besprak in „Dietsche Warande" 1894 en 1895.