In de vergadering van de Magistraat van 21 April 1775 kreeg hij toestemming om eens, tweemaal of te, meer als het hem convenieert per week met zijne discipelen in de kerk te gaan en ook ider die Lust en genegenheyd heeft te Instrueren in het singen van de Nieuwe Rijm Psalmen!).
Klaarblijkelijk stond dit in verband met een verzoek van den toenmaligen predikant Ds. Ar noldus van
der Palm om met het singen wat rasser voorttegaan.
# *
*
In zijn kerkelijke bediening werd Mr. Timmerman in 1777 belast met het overbrengen van den beroepsbrief aan Ds. Lodewijk Schemkes te Nieuwe Tonge.
* *
♦
Na een diensttijd van bijna 44 jaren te Woudrichem te hebben doorgebracht, overleed Mr. Timmerman aldaar in het laatst van 1791.
Hij werd opgevolgd door MartinusReyerkerk, schoolmeester en voorzanger te Langerak bezuiden de Lek. Hoe het dezen op zijne nieuwe standplaats verging, is te vinden in „Taxandria" XI, blz. 13 e. v.
Woudrichem. J. L. 6. Kingmans.
') Deze beraming, in 1773 tot stand gekomen, verving het kreupel rjjm van Datheen, gezegd Petrus Dathenus. Men denke hier aan den versregel in Tollens' „Overwintering": „En Nova Zembla hoort de psalmen van Datheen."