GEAQUARELLEERDE LITHO'S VAN KAEPPLIN NAAR HESS, UIT DE STEENDRUKKERIJ VAN ENGELMANN

DOOR

WOUTER HUTSCHENRUYTER.

Wanneer ik verklaar, met buitengewoon groot genoegen aan het verzoek te hebben voldaan, in Oude Kunst een bijschrift te leveren bij de kostelijke litho's van Kaepplin, dan zij daar dadelijk aan toegevoegd de verklaring, dat ik met angstige zorg mij zal bepalen tot dat wat binnen mijne bevoegdheid ligt; dat ik alleen den „muzikalen" kant van 't geval in 't oog vatten zal, en —

de behandeling is, a priori dus elk „virtuoos" spel uitsluit; de ander evenwel hanteert de Tenorbazuin, kleiner van omvang, lichter van gewicht, het „solo-instrument" bij uitnemendheid. En nu lette men er op hoe de Basbazuin-blazer in alle kalmte en met behoedzaamheid zijne partij vervult; hoe de ander, elegant en zelfbewust zijne waardigheid als virtuoos weet te accentueeren. En is dat

2.

geleerd door eigen ervaring, geërgerd door uitspraken over mijne kunst door onbevoegden — de „grafische" zijde aan meer competente critici zal overlaten.

Wat bij de beschouwing van deze prenten mij 't eerst opviel (en 't zal een ieder zoo gaan die ze aandachtig bekijkt) is het volstrekt-juist getroffen karakter van elk der instrumentalisten; hunne houdingen, de manier waarop ze hun instrument vasthouden, de stand van den mond. de plooi van de lippen, de richting waarin de vingers zich bewegen. Dat alles is de natuur, het leven afgekeken!

Men zie b.v. de beide bazuinblazers (Nos. 1 en 2). De eerste bespeelt een reusachtig groote Bas-bazuin, een instrument dat door zijne omvangrijkheid zwaarwichtig in

verschil in karakter ook niet in kleedij en haardracht weergegeven ?

Maar 't zijn niet alleen de bazuin-blazers die tot zulke opmerkingen aanleiding geven! Ziet den Hoornist (No. 3); de manier waarop hij 't mondstuk aan de lippen drukt is zeldzaam goed weergegeven, en niet minder de gezwollen ader op 't voorhoofd, teeken van inspanning en kracht.

Dan de Fluitist (No. 4); ook hier prachtig die lipaanzet, en niet minder mooi die blom-zoete gelaatsuitdrukking, zoo echt de weerschijn van een slap-zoet dichterzieltje. En ook dat toont hoe uitmuntend de teekenaar weet te typeeren, want in de tweede helft der acht-

1. 2. 3.