Rijks-Museum.

G. Berck-Heyde.

De Bloemenmarkt.

Hollander zijn, een Hollandsch provinciaal, om in die kleine gedaante de groote en schoone ziel geheel terug te vinden.

Het alledaagsche en aller-reëelste leven heeft hij doordrongen van zijn geestelijke liefde. Het willekeurige fragment is in zijn schoonste scheppingen — met eene verbluffende van-zelf-sprekendheid — tot eene synthetische verbeelding verklaard.

De kunst is eenvoudig; het leven is heerlijk eenvoudig ; eenvoudig en v!ak-bij en toch volstrekt raadselachtig is het geluk. Iedereen houdt van de menschen, die deze eindelijke vreugde kennen en in hun wezen verkondigen. Een ieder houdt van Vermeer!

Welk een triomfantelijke levens-apotheose is zijn „Gezicht op Delft"!

Tusschen de gedempte mineur-toonen, de zware grijzen en bruinen onzer oude schilderijen, straalt, als een openbaring van zielsverzekerdheid, 't blauw en goud van Vermeer's blanke verbeelding. En al die pure kleuren, het zilver en het goud, het blauw en het oranje-rood, heel die juichende kleuren-kracht klinkt samen tot een klare melodie; even statig, maar zegevierender, fierder, dan de melodieën in grijs, de melodieën der schemering, rondom.

Het licht van Vermeer's schilderijen is anders dan het romantische licht, het lichteffect, het mysterieuse lichtdonker bij de anderen. Het ligt gelijkelijk verspreid over

heel de vizie. Het is haast zonder tegenstellingen, maar het straalt! Het doordringt de dingen, het verimmatevialiseert de dingen: het is een geestelijk, een mystisch licht. Het is het licht dat we bij de „Primitieven vinden, bij v. d. Weijden, en vooral bij Angelico. Dit licht schijnt niet op de dingen neer, doch glanst met zachte helderheid uit de dingen óp. De wereld wordt een uitstraling van dit licht, daar zij een visioen der ziel is.

Als vanzelf heeft zich de veelheid der dingen tot éénheid gekristalliseerd. Weidsch en onstoffelijk bloeit de groote witte wolk in het blauw; weidsch van eenvoud is heel het stadje gezien; zóó eenvoudig, waarlijk, lijkt deze schepping, dat men eerst langzamerhand, door rustige overgave, tot 't besef komt, wat er toe noodig is zulk een wereld-beeld te verwezenlijken.

Hier is niet op een spontanen indruk gereageerd, maar in overgave en contemplatie is een samenvattend wereldbeeld gegeven. Wij weten, door het grootsche „huisje" der verzameling Six, hoe Vermeer zich in de aanschouwing van een simpel fragment verdiepen kon, hoe dan de eerbiedige aandacht voor het kleinste ding hem vervullen kon, zóó zeer, dat tenslotte die ten uiterste gespannen waarneming leidde tot een klaar en schouwend zien. In zijn „Gezicht op Delft" voelen wij dezelfde geestelijke concentratie, dezelfde aandacht, dezelfde stille vroomheid; maar hier heeft zich de geest bevrijd; dit is geen werk van observatie meer, doch van verbeelding; geen „studie" meer, doch een zelfstandige „schepping".