oefeningen worden behandeld en doorgewerkt, waarbij het minder om den inhoud dan om den vorm te doen is. Zij zijn noodig tot verrijking van den woordvoorraad, tot afwisseling van den licht eenzijdig-drogen en dorren zinsbouw bij beschrijvingen en wetenschappelijke onderwerpen, tot het leeren kennen van den briefvorm.
Beide soort van steloefeningen vullen elkaar aan, evenals het belletristisch leesboek dit het leesleerboek doet.
Ik kom derhalve tot de volgende conclusie:
4°. Naast de mondelinge en schriftelijke reproductie van behandelde leerstof zijn met zorg bijeengebrachte en langzaam in moeilijkheid opklimmende steloefeningen niet slechts gewenscht, maar noodzakelijk.
Hoe moeten nu zulke steloefeningen zijn ingericht ?
Ieder onderwijzer, die, door studie en ervaring geleid, de ontwikkeling van den kinderlijken geest gadesloeg en naar het hoe? en het waarom ? der psychologische verschijnselen zocht, wist het, al leefde hij lang vóór Herbart en zijne medestrijders, dat de leertrappen van aanschouwen en denken voorafgaan aan die van het doen. Is dit eene waarheid, die bij geene enkele les uit het oog mag worden verloren — daarin schuilt de groote verdienste van Herbart, Ziller en anderen, dat zij dit nog eens hebben herinnerd en helder uiteengezet — zij geeft ons tevens een algemeen voorschrift voor de inrichting van elke steloefening. Wij kunnen dit formuleeren in deze bewoordingen:
5°. Bij elke steloefening worde in het oog gehouden de natuurlijke opvolging: aanschouwen , denken, doen.
Is in het bovenstaande in het algemeen de inrichting aangegeven, wij voegen er de volgende opmerkingen en eischen aan toe.
a. Be aanschouwing van de stof, hetzij voorwerp, plaat, vertelling of beschrijving zij zoo duidelijk mogelijk. Daarvoor is het noodig eene stof te kiezen niet te hoog voor den leerling, een voorwerp of plaat de moeite waard om te worden bezien, eene vertelling aantrekkelijk door haren inhoud en van niet te grooten omvang, eene beschrijving niet afschrikkend door dorre geleerdheid. Op deze wijze bereikt men, dat de belangstelling van den leerling wordt gewekt; en zoo zal het mogelijk wezen, eene heldere aanschouwing daarvan te doen verkrijgen. Is van