in do uitdrukking deernis hebben te onbepaald is. Beter had de auteur gedaan met te schrijven: "Wij hadden medelijden, maar Brammetje niet.
2.
Op blz. 217 treffen we het woord verhuisselijking aan. Op welken grond schrijven wij met De Vries en Te Winkel dat woord met één s ?
8.
In het midden van blz. 220 lezen we:
Hoe zou hij haar misschien van ontrouw verdenken, zij , die slechts om voor hem de genade der ballingschap te verwerven, aan den ouden Russischen draak hare hand had gegeven ?
Wat merkt ge op aangaande het pers. vnw. zij?
Verg. beneden Opmerking 10.
4.
Blz. 226, couplet 2.
Te ontleden:
't Viel me in, hoe zijn lippen dien avond mij prezen,
Het licht van de heide, de roos uit het dal.
5.
Blz. 227, couplet 4.
Waarbij behoort: van de boekweit?
Is de uitdrukking bijv. of bijw. bepaling ?
6.
Aldaar : . . ,
Maar 't honingziek bijtje hang gretig er over.
Wat voor zin is dit F
7.
Blz. 282.
Ik heb eens op den Tafelberg gestaan: niet zooals men zulk een uitzigt genieten moet, hand in hand met zijn allerliefste, om te kunnen wenschen, dat alles wat wij aanschouwen het onze ware, opdat wij het haar zouden mogen aanbieden.
Verklaar uit de gecursiveerde woorden, dat wij hier niet de zoogenaamde pluralis majestatis is.
Een dergelijk taalkundig verschijnsel vindt men in Mevrouw Bosboom Toussaints Gideon Florensz (Arnhem , 1883, blz. 176, le kolom), alwaar: