7.

Het zeil dat opdoemde aan de kuste

Zonk in den schoot der golven n eer.

Maar j ong e Winfried bleef verloren.

D. i.: Het schip, dat 's morgens aan de oosterkimmen zichtbaar was geworden, was het tolhuis te Muiden voorbijgevaren, en tegen den avond aan den westertrans verdwenen. Maar ofschoon men den geheelen dag haar naar hem gedregd had, jonge Winfried bleef verloren. Ja, hij bleef verloren, al had de kapelaan den vloek over het meer uitgesproken.

Men leze de aanteekening van Potgieter blz. 244, en spore in verband daarmee op, waar Potgieter zich in dit gedichtje aan een anachronisme heeft schuldig gemaakt.

Aan het einde van mijn arbeid gekomen, verganne men mij even een terugblik.

Is het den lezer die mij volgde als mij gegaan, dan heeft liij , bij het moeizaam doorworstelen van Potgieters ongemeenen stijl, bij het ontwarren van al de knoopen, bij het oplossen van dit literarisch raadsel, waarvan Potgieters vriend Dr. Nippold, in het bekende tijdschrift Mannen van beteekenis (A. C. Kruseman, Haarlem 1875) in een uitgebreide biographie verklaart, „dat hij het niet geheel begrepen heefteen bekentenis die volgens Dr. Jan ten Brink, „menig eerzaam Nederlander den Duitscher nagezegd heeft" ') schoon bewondering regel, misprijzen uitzondering was, wellicht toch meer dan eens het woord gemaaktheid op de lippen gehad. Maar laten wij dat woord niet al te spoedig uitspreken. Laten wij op onze hoede zijn. „De ongemanierdheid heeft er belang bij, voor natuurlijk door te gaan. Elke deugdelijke stijl, ook de doorschijnendste en vloeiendste, is een vrucht van studie, is op zijn best een tot tweede natuur geworden gewoonte. Sommige auteurs slagen er in om degelijk te blijven en nochtans een zekere mate van populariteit te verwerven. Verder kan niemand het brengen. De beste schrijvers zullen te allen tijde het minst gelezen worden. Moest ik hem catalogiseeren, ik zou Potgieter tot de klasse dergenen brengen , bij wie men indien de conversatie tijdens de eerste kennismaking niet vlotten wil, een jaar later eens moet terugkomen.

i) Geschiedenis der Noord-Nederlandsche letteren in de XlXe eeuw II, 146.