I2e JAARGANCt.
ZATERDAG 15 NOVEMBER 1913.
No. 46
KATHOLIEK SOCIAAL WEEKBLAD
Redacteur: Mr. P. J. M. AALBERSE.
Alle stukken voor de Redactie te adresseeren, Oude Singel 78, Leiden. — Alles nuat de Administratie betreft
aan de Uitgeversvennootschap „Futura", Leiden.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG.
?fijs per drie maanden f 1,00, fr. p. post f !.12 Vs; auoaderlijke nummers 15 ceat. — Advertentiën per regel 15 cent. Boekaankondigingen 71/s cent.
INHOUD: Charitas-vereenigingsleven, door Stephan. — De economische toestand onzer landarbeiders, III (Slot), door G. P. Bon. — Uit Tijdschriften: Problemen der Katholieke Vrouwenbeweging (Slot). — Berichten en Mededeelingen: Statuten der Vereeniging R. K. Platteland. — Sobriëtas. — Handelshoogeschool. — Middenstandsvoorlichting. — Korte Berichten: R. K. Kellnersvereeniging. — Vakorganisatie in Nederland. — Volkstuinen te Amsterdam. — Tuberculosebestrijding. — Arbeidsbescherming in Brazilië. — Bestrijding der Werkloosheid. — Feuilleton: Adel in Boerenbloed. Naar Georg Heinrich Daub, door J. A. Linssen. 55.
CHARITAS- VEREEN 1GINGSLEVEN.
Waar Katholieken zich vereenigen in het belang der armen of hulpbehoevenden, daar. doen zij dat met geestelijk, met bovennatuurlijk inzicht. Zij betrachten hun liefdadigheidswerk als plicht door God verordend; zij dragen hun charitas-arbeid, zooals trouwens al hun doen en laten, God ter eere op en bevorderen aldus de heiliging van hun geestelijk leven. Dit bovennatuurlijk in zicht, in staat van genade verricht, maakt, dat de verdiensten der goede werken of onthoudingen, door God worden erkend en beloond overeenkomstig zijn welbehagen. Het eenigste wat den mensch zekerlijk volgt in het andere leven, is het loon voor zijn goede en de straf voor zijn kwade werken.
Verder gedachtig het woord van Christus: „Wat gij aan de minsten der mijnen hebt gedaan, dat hebt gij aan mij gedaan", ontvangt de charitas een wijding zoo hoog en verheven, dat God te dienen en de christelijke liefdadigheid te beoefenen, even waardig blijken.
Het is zeker niet algemeen bekend, dat de van ouds beroemde professor Boerhave, de armen onder zijn patiënten, het eerst pleegde te helpen; hij zeide terecht, dat God de Betaalmeester is der armen en dat Hij het beste betaalt.
Bij deze verschillende beschouwingen verdwijnt alle kleinheid en minderwaardigheid, welke het werk der christelijke naastenliefde, naar wereldsch inzicht vaak aankleven, en wordt die arbeid gestempeld tot de hooge waardij van zegen en van genadebron Gods.
Aldus luidt de leer, maar in de toepassing doet zich natuurlijkerwijze de menschelijke zwakheid gelden; het geestelijk inzicht wordt dan wel eens vergeten en dientengevolge de toegang geopend voor allerlei gelijkvloers gedoe.
Het is over eenige tekortkomingen in de practijk van het vereenigingsleven, dat hier gehandeld wordt.
De leden van vereenigingen zijn allereerst te onderscheiden in werkers en toekijkers. Er bestaat een onberaden ijverkoorts en een geestelijke slaapziekte; wat daar tusschen ligt is het goede; geen overdrijving en niet te weinig toewijding, dat is de maatstaf; tot deze klasse behooren de trouwe leden, door wie de vereeniging als gedragen wordt.
De onberaden ijveraars tellen in den regel slechts enkelen, zij zijn te heet gebakerd, te warm van bloed en gewoonlijk min of meer fanatiek aangelegd; het goede, hetwelk zij tot stand brengen, schaden zij grootelijks door onverstand en misplaatsten ijver. Zij zijn te vergelijken bij de koe, in het Nederlandsche spreekwoord, die een emmer vol melk geeft, doch deze met haar poot omschopt.
De lauwheid of laksheid daarentegen, lijdt aan gebrek van inspanning en is oorzaak, dat de opwekkingen ten goede niet doordringen tot de ziel, dat de goede voorbeelden geen invloed hebben, dat men zich welbehagelijk gevoelt bij verzuimenissen en werkeloosheid en dat men zich verheft op het weinige goeds hetwelk men tot stand brengt. Op deze kwaal volgt vroeger of later somwijlen de geestelijke dood.
Dan zijn er nog parade-paard j es, die voornamelijk trouw verschijnen bij officieele gelegenheden, vooral bij feesten, als er winste te behalen is voor ijdelheid of genot, maar die de ,,hitte van den dag" niet wenschen te dragen.
Deze drie soorten van leden, maken het den besturen soms zeer lastig. In liefdadigheidsvereenigingen kan men niet gelasten, niet commandeeren; alle dienst is daar vrijwillig, daarom pleegt men er te verzoeken. Het groote geneesmiddel om de te ijverigen, zoomede zich zelf dienenden in het rechte spoor te brengen en, de lauwen tot inspanning te bewegen, bestaat voornamelijk in het houden van een geestelijke beschouwing,