iel ven geopenbaard ia 7.ijne gansche schepping (7), opdat zij daarin Hem zoeken en -vinden mogten en met Hem, die niet verre is van een iegelijk onzer, zich ten naauwste vereenigen (8).
En wat nu de ontwikkeling van het kwade en goddelooze betreft; daar nu eenmaal de zonde in de wereld gekomen was, was het het natuurlijk gevolg van dit misbruik der menscheligke vrijheid, dat die zonde ook op het gansche geslacht van dien eersten stamvader werd voortgeplant. En daar het, met wgze en hooge bedoeling, Gods wil was, dat allen uit éénen bloede zouden geboren worden, zoo was het dan ook werkelijk onder Gods bestuur, dat de zonde doorging tot alle menschen (9).
Tot meerdere ontwikkeling van het goede in de menschheid en innige vereeniging des menschen met den eenigen waarachtigen God, moest voorts eene nadere openbaring van God strekken. Deze was eene nadere openbaring van Gods genadige gezindheid jegens de menschen, vervat in belofte van heil en zegen, en leidende tot geloof, tot vertrouwende overgave aan den God huns heils (1). Wel werd deze oorspronkelijk slechts aan éénen mensch, abraham, en in hem aan één volk, uit zijn zaad opwassende, geschonken. Want ook hier moest er eenmaal bij de hoogste vervulling der genadebelofte eenheid zijn voor het gansche menschdom, van éénen moest het heil voor allen ook in de volheid des tijds uitgaan (2).
(7) Rom. I: 19,20. 11:15. (8) Hand. XVII: 27.
(9) Rom. V: 12 volgg.
(1) Rom. IV: 3 volgg. Gal. III: 8 volgg.
(2) Gal. III: 16, verg. 28.