geest geschapene menschheid? Beantwoordde zij, van den beginne af, aan Gods hooge bedoeling met haar, zoodat zij slechts al verder en verder had voort te gaan om eens door zijnen Zoon tot de hoogste heiligheid opgevoerd en in de verhevenste liefde vereenigd te worden met God en alle zijne kinderen? — Reeds de eerste, zinnelijke, aan 't aardsche en dierlijke zoo na verwante mensch misbruikte zijne vryheid, gaf zich aan het zinnelijke over met verwgdering van God (5). En de zonde trad in de wereld.
Zoo was er dan van den beginne af eene dubbelde ontwikkeling in de menschheid, eene ontwikkeling, onder Gods leiding, van het goede en goddelijke, en eene ontwikkeling, onder Gods bestuur, van het kwade en goddelooze. Maar — en kon dit wel anders, zoo God zijn heerlijk doel wilde bereiken? — beide, die leiding van het goede en dat bestuur over het kwade, moesten van nu af te zamen als ééne opvoeding dienstbaar zijn, om zijne kinderen tot dien volwassen' staat op te voeren, waardoor zy eens vatbaar zijn zouden om door zgnen Zoon als meerderjarige zonen en dochteren geleid te worden. Daartoe wilde dan nu de Vader die dubbelde ontwikkeling zijner menschenkinderen leiden en besturen (6).
Wat dan de ontwikkeling van het goede en goddelijke aangaat, om deze te leiden heeft God aan de menschen, behalve de wet Gods, die in hunne harten ingeschreven is en behalve het Goddelijk oordeel over goed en kwaad in hun binnenste, zich
(5) Bom. V: 13, verg. 1 Cor. XV: 45. (0) Vergelijk reeds voorloopig Gal. III, IV.