vvensclilcn Ier harte genomen. Tot een voorbeeld lij dit: » Dat er thans zoo velen zijn, die alles willen zien en begrijpen, eer zij golooven ; dat het getal der twijfelaars eu ongeloovigen 7.00 groot is; dat vooral in den zoogenaainden beschaafden stand zoo velen gevonden worden, die alle gevoel voor het hoogere en heilige verloren hebben: deze treurige verschijning heeft voornamelijk haren grond in de opvoeding. Van de vroegste kindschheid af worden alle middelen ten kosle gelegd om het versland en de rede, het denkvermogen en het oordeel van den menseb op te scherpen , zijn geheugen te oefenen cn te versterken en hetzelve met vele kundigheden te verrijken. Dit alles is loffelijk cn goed. Maar zeer gevaarlijk en heilloos wordt het, wanneer daarbij, hetgeen niet minder gewigtig, ja nog gewigtiger is, het hart en het godsdienstig gevoel verwaarloosd wordt," enz. p. 57. Indrukwekkend is ook de voorstelling van den invloed der godsdienst op de deugd, waarvan het heet: » Met elke schrede, die wij ons van God verwijderen, verwijderen wij ons van de deugd," p. 152. Wij hebben nog een tweede Deel van dit werk, meer bepaald van beoefenenden aard, te wachten, dat wij met verlangen te gemoet zien. De Zoon, die uitgever is van dit werk, door zijnen overleden Vader begonnen, zou, dunkt ons, ook zijns Vaders nagedachtenis eere aandoen, door ïijnen naam te noemen. Het geheel toch is bewerkt in eenen geest, die in ons Vaderland zeldzamer is, in den wijsgeerig-Christelijkcn. Het werk strekt volkomen ten bewijze van het gezegde des Schrijvers: dat er geene verkeerder meening is dan deze, dat men, om een goed Christen te zijn, een slecht Wijsgeer moet wezen, en dat het oefenen van het vermogen der rede zoo veel is, als zich legen het