men uit du gewone vertaling des Bijbels (Zutphen 1837, 1838), is zijnen oorsprong daaraan verschuldigd , dat er bij het voorlezen des Bijbels in de huisgezinnen dikwijls uitdrukkingen voorkomen, die voor kinderen of minder duidelijk, of ook en vooral minder kiesch en voegzaam zijn. Weshalve zoodanige uitdrukkingen zijn weggelaten of veranderd in dit uittreksel, hetwelk overigens alle voornaamste gedeelten der Bijbelsche geschiedenis, dikwijls met verkorting of bijeenvoeging van gelijksoortige verhalen, naar de gewone vertaling, doch in de tegenwoordige spelling mededeelt. Wij zouden echter van oordeel zijn, dat, indien een huisvader dat gedeelte des Bijbels, hetwelk hij wilde voorlezen, vooraf telkens eens doorzag, hij gemakkelijk de weinige zoodanige uitdrukkingen of verhalen, die voor jonge kinderen nog niet geschikt zijn, van zelf onder het voorlezen kan veranderen of overslaan; terw ijl dan daarbij overigens de geheele vorm der Bijbelsche verhalen bewaard blijft. Den jongen kinderen zeiven kan men eerst ter lezing geven den Bijbel voor Kinderen van schmid , die evenzeer voor hen geschikt als hun uilerst welgevallig is. Of, wil men dat kinderen zelve ook aan den vorm der verhalen in den Bijbel zeiven en aan onze gewone Nederduitsche vertaling gewend worden; wij hebben daarvoor den Schoolbijbel, te Groningen by si. smit uitgekomen, en zullen laler een werkje, ook hiertoe geschikt, vermelden.

Indien het werk van den Heer c. e. van koetsveld , Predikant te Schoonhoven, Het gebed des godvruchtig en, ons ten voorbeelde bewaard in de boehen des Ouden Ferbonds (Amst. 1839), aan dezen zijnen titel zou beantwoorden, moesten er gewis slechts eenige uitgezochte gebeden, dankzeggingen en