selen zijn geworden, waardoor hunne vorige betrekking wel niet wordt weggenomen, maar als niets gerekend, omdat deze nieuwe zooveel hooger en heerlijker is (6tf). Want er is slechts één God voor alle volken en alle menschen, dewijl er ook maar één Middelaar is voor allen (07). Maar deze ééne God omvat ook aard- en hemel - bewoners, en wil door jezus Christus niet alleen menschen en menschen, volken en volken — Hij wil ook aardbewoners en heinellingen met elkander vereenigen lot één groot geheel, tot ééne gemeente, tot één huisgezin van kinderen , die éénen Vader en éénen Eerstgeborenen Broeder hebben (68). Deze gemeente i& dus ook eenc vereeniging van zulken, die, door hunnen eigenen geest gedrongen en alleen door den band der liefde verbonden, elkander wederkeerig helpen en opbouwen door alle goede gaven, zonder dat er eenige dwang van eenige wet, hoegenaamd ook, onder hen bestaat (69). Deze gemeente is dus ook, -reeds op aarde, in zin, lust en strekking eene hemelsche, zij is eene kolonie van het hemelsche vaderland op aarde (70). En eenmaal zal deze gemeente, alleen in den hemel zijnde, ophouden eene Christelijke te zijn; dan namelijk, als de Zoon van God zijn doel in de menschheid geheel zal hebben bereikt en haar geheel zal hebben toegebragt aan zijnen God en Vader, zoodat zij dezen ook als haren God en Vader uit zich zelve erkent en liefheeft en aanhangt, en
(66) 1 Cor. XII: 13. Gal. III: 28. Col. III: 11, enz.
(67) Eph. VI : 6. 1 Tim. II: 4, 5.
(68) Eph. I: 10. Col. I: 20. Rom. VIII: 29. Hul. II: 9, 10.
(69) Rom. XIV : 17. 1 Cor. XII—XIV.
(70) rhil. III: 20. Eph. I: S—10.