oplevert diefstal als overtreding gepleegd, waartegen bij art. 317 alinea 2 van datzelfde wetboek de straf van ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van acht dagen tot drie maanden wordt bedreigd en mitsdien ingevolge art. 110 van het Reglement op de Rechterlijke organisatie tot de kennisneming van den politie-rechter behoort;
O. dat derhalve de landraad zich van de kennisneming en berechting dezer zaak had behooren te onthouden en zich daartoe onbevoegd had moeten verklaren;
O. dat deze beslissing met vernietiging van 's landraads vonnis alsnog in revisie behoort te worden genomen;
Gelet behalve op de hierboven aangehaalde wetsbepalingen, op de artt. 95 van het Reglement op de Rechterlijke organisatie 290, 301 en 411 van het Reglement op de Strafvordering voor de raden van justitie op Java enz., zoomede op Staatsblad 1885 no. 81 ;
Rechtdoende:
Vernietigt het tegen de in hoofde dezes nader aangeduide beklaagde Wadjem gewezen vonnis, waarvan revisie;
Verklaart den landraad onbevoegd om van de onderwerpelijke zaak kennis te nemen ;
Verwijst die naar den bevoegden rechter zijnde de Politierechter voor Inlanders te Brebes;
Beveelt dat beklaagde onmiddellijk op vrije voeten zal worden gesteld, ten ware zij om andere redenen in hechtenis behoort te blijven;
Verstaat, dat de op deze vernietiging gevallen kosten zullen komen ten laste van den Lande.
Zitting van 31 Maart 1893.
Voorzitter en Raadsheeren r als voren.
Artt. 301, 309 en 317 al. 1 en al. 2 Inl. Strafw.— Diefstal. — Braak. — In een bewoond iiuis — Bf. nedbn ƒ 25.— Vroegere veroordeeling —Niet
te laste legging daarvan.