Bij eene vordering tot van waarde verklaring van een gelegd conservatoir beslag verstek verleend zijnde tegen den gedaagde, dan is, zoolang dat verstek niet door den bevoegden rechter is vernietigd, de vordering van dien gedaagde tot van onwaarde verklaring en de opheffing van dat beslag niet ontvankelijk, zoo die gebaseerd is op de nietigheid der dagvaarding en deze nietigheid niet is uitgesproken of daartoe geconcludeerd.

Piet Dirk Mulder, koopman, wonende te Panda, in lioedaniglieid van voogd over de vijf minderjarige kinderen van wijlen Adolf Alexander V ersteeg en Maria Carolina Theodorusz, genaamd Hendrik Leonardus, Pieter Gerardus, Jolianna Carolina Francina, Johannes Erhard Posalia en Alexander A ictor, appellant, comp. bij den adv. en proc.

Mr. Tb, A. Buijs, contra

George van Wie ringen, perkenier en beheerder van het specerijland Babiemandie, gelegen op Lonthor, afdeeling Panda, residentie Amboina, en wonende aldaar, geintimecrde, defaillant.

HET HOOG-GERLCÜTSHOE VAN NEDERLANDSCH-INDIE,

Gehoord den appellant;

Gezien de stukken ;

Ten aanzien der feiten,

Overnemende de uiteenzetting daarvan vervat in liet op den 15 Juli 1891 door den raad van justitie te Makasser tusschen partijen gewezen vonnis, waarbij de eisch ontvankelijk is verklaard, van onwaarde en opgeheven is verklaard het bij exploit van den 3en Mei 1890 door den buitengewonen deurwaarder te Banda gelegd conservatoir arrest onder derden, de gedaagde is veroordeeld om aan den eischer te vergoeden alle kosten, schaden en interessen ter zake van dat arrest geleden, op te maken bij staat en te vereffenen ingevolge de wet, met verklaring dat, indien dezelve de som van f 150 te boven gaan, hij tot de voldoening daarvan zelfs bij lijfsdwang zal kunnen