3e. hij zich hieraan steeds gehouden heeft;

4e. hij blijkens gedaagdes brief van 16 Maart 1888 met haar is overeengekomen, dat hij de handelsgoederen, zich bevindende in zijne toko gedreven onder 't merk „Kim Hong" te Serang, bij notariëele acte aan haar zou verkoopen en zij dan zijne schulden aan de Europeesche handelaren zou betalen;

5e. hij bij acte van 21 Maart 1888 no. 3 werkelijk die goederen aan gedaagde verkocht en ze haar geleverd heeft;

dat het eerste, tweede en vijfde feit erkend worden, doch het derde en vierde ontkend;

dat wijl deze beide feiten niet bewezen en onbewijsbaar zijn, de actie dadelijk moet worden afgewzen ;

dat al dadelijk de brief sub 4 aangehaald niets bewijst, vooreerst niet, wijl hij een brokstuk is uit eene correspondentie, blijkens zijnen duidelijken inhoud in antwoord op een brief van eischer, die niet wordt overgelegd en toch alleen in verband daarmede zou kunnen worden uitgelegd; bij voorbeeld kunnen in dien brief van eischer genoemd zijn — stel er werd van crediteuren gesproken — de crediteuren, welke gedaagde zou hebben uit te betalen en wanneer nu daarin L. Platon niet vermeld staat, zouden dan die beide brieven in onderling verband luce clarius aantoonen, dat gedaagde niet de verplichting oj) zich genomen heeft die firma te betalen;

Er wordt dan ook niet van crediteuren (debiteuren?) in het algemeen gesproken, maar van de debiteur pada toko-toko itoe sobat taoe, derhalve van diegenen die u bekend zijn, die dus in de correspondentie reeds genoemd zijn ;

dat hiermede genoegzaam is aangetoond, dat die brief niets kan bewijzen ;

ten andere niets, omdat zijn inhoud in strijd is met de verklaring, welke eischer daarvan geeft;

dat in dien brief staat geschreven „Eari sobat poenja debiteur pada toko-toko itoe sobat taoe enzoovoort: kita jang baijar", dat eischer wel zoo goed is dat woord debiteur in crediteur te veranderen; waarom deze uitlegging in het nadeel van de vef-