Praeniatnnr ïerslag van de a.s. A.V.
door SPOTVOGEL
vorige redacties van de J.W. wel eens vergaten een verslag van de Algemene Vergadering te publiceren, meende de huidige redactie het zekere voor het onzekere te moeten nemen door het laten verschijnen van een:
~Kan het zijn, dal de lier die zo lang niet meer m ruischte..."?? En als dan die lier een visionnair verslag gaat zingen. . Luister slechts."
Op Maandagmiddag 24 December 1951, de eerste dag Chanoekah en de eerste dag Kerstmis (jomtei über die ganze Welt", zei mijn Grootmoeder altijd) begaf ik mij ter A.V. Reeds op grote afstand van het Minerva-Paviljoen zag ik de drommen mensen, die zich verdrongen om toegang te verkrijgen tot deze jaarlijkse grootse gebeurtenis. Een gedrang van je welste, met schouderduwtjes, die niet mals waren. „Was nu Kalmann maar bij me", dacht ik, maar het volgende ogenblik herinnerde ik me hel veilige gevoel van mijn Spotvogel-Perskaart. Zegevierend passeerde ik de met verlangende gezichten wachtende menigte, waarvan een deel zeker geen toegang zou kunnen krijgen. „Wie is de die vent", hoorde ik zeggen, toen Lize Mendes me door een handgebaar toegang wist te verschaffen. Binnen, het gewone beeld van zich hun verantwoording bewuste, en reeds popelende afgevaardigden, in de prettige afwachting van „straks gaat het beginnen . Sommigen in een hoekje nog even repeterend wat ze straks bij de Algemene Beschouwingen te berde zullen brengen. Als je ze op de schouders tikt, kijken ze je verwezen aan, en zeggen, heel ver weg: „ Oh ja, et, wat, hoe, ja, ja", of iets dergelijks.
HET GROTE BEGIN.
Laat ik liever zeggen, hel grootse begin! Dit jaar had het 8.8. besloten, eens iets heel origineels te brengen, in geen enkele Landmannschaft ooit dagewesen. Het kleine Holland heeft wel eens meer de spits afgebeten. Toen dan de overvolle-zaaldeuren gesloten werden, lang voor de afgesproken tijd, omdat er geen muis meer bij kon, ging het licht uit, weerklonk er een gongslag en richtten zich veelkleurige schijnwerpers op het toneel. Daar schoven, prachtig gelijk met het openschuiven van het doek, van links en van rechts op grote platte schijven, de leden van het 8.8. het toneel op. Ze werden er als het ware „opgedraaid". Het was een pakkend gezicht, deze zwijgende figuren, met ieder onder de arm hun bundeltje papieren, die zich lijdelijk lieten schuiven, het hoofd iets gebogen. Een langgerekt „AAAAhhh" ging op, en oorverdovend was het handgeklap, waarmede deze stunt beloond werd. De scherpe waarnemer zag onmiddellijk dat in het midden een ruimte vrijgelaten werd, voldoende voor 4 personen. Een schetterende fanfare, geïnspireerd op Maoz Tsoer, door Med. Vredenburg, klonk op! Spanning ten top! Op een platvorm, vanuit den hoge daalde.... het presidium, langzaam, tergend langzaam. Eerst de broekspijpen. Wie zouden het zijn? Gokkerig aangelegde medestanders poogden nog vlug een weddenschap af
A.V. ELISA. CANDIDATI TE SALUTANT
Wat gy niet wilt ... Dat Med. Aronson beweert dat de oorzaken van het slecht bezoeken van de bijeenkomsten dieper ligpn dan de aard van convoceren of de wijze van de organisatie der bijeenkomsten is zeer interessant. Ik had dan ook een diepgaande analyse verwacht van de diepere oorzaken. Deze analyse echter bleef uit. Wel wist Med, Aronson te vertellen dat de functionarissen en leden geen goede Zionisten zijn omdat ze het goede voorbeeld niet geven. Maar Med. Aronson ik vraag U: |
1. Waar zijn al onze na-oorlogse functionarissen gebleven ? iüitwoord: Ze hebben het goede voorbeeld gegeven en wonen in Israël. Met als gevolg dat hun plaatsen werden ingenomen door personen die niet zo’n goed voorbeeld kunnen geven. Als die personen het wel zouden kunnen, zouden ze toch ook niet meer hier wonen! "• 2. U, Med. Aronson, beschouwt Uzelf dus ook als iemand die hét Zionisme moet worden bijgebracht? Antwoord: Want anders zoudt U toch stellig ondanks de huidige economische toestanden of de moeilijke voedselpositie daar heen gaan en door hard werken mede helpen aan het verlichten der moeilijkheden. |
Neen, Mr. Aronson, ik ben ervan overtuigd dat er goede Zionisten kunnen zijn die toch het goede voorbeeld niet kunnen geven. En het is niet nodig dat men verantwoording aflegt van de beweegredenen waarom men niet het voorbeeld kan geven. Gelukkig voor de Golah zijn er enkele goede Zionisten die niet op Alijah gaan. Ik Wfl hiermede een verblijf in de Golah niet verdedigen, maai dat ieder buiten Zionistische overtuiging persoonlijk!
problemen heeft is toch toegestaan? Bewijze Uw aanwezigheid hier te lande.
Hieruit volgt dan ook dat de goede Zionisten die er nog zijn toch niet op de bijeenkomsten komen. Vandaar dat ik wel van mening ben dat door de aard van convoceren en de wijze van orgajiisatie van hetgeen er te bieden is de belangstelling van de goede Zionisten kan activeren. Dat U critiek op het laten spreken van niet-Joodse politici heeft, begrijp ik niet goed. Zolang ze geen Joodse of Zionistische problematiek behandelen vind ik hiertegen geen bezwaar. Integendeel het is vaak zeer leerrijk om stemmen van buiten de eigen kring te horen. _ _
Aan Med. Cohen (Tilburg) zou ik willen vragen, ifg«en van de propagandistische taak en andere taken die de NZ B heeft, gelooft U nu werkelgk dat de C.I.A. en de Cefina acties, alsmede het werk van H. & A. zonder de ruggesteun van de N.Z.B. en de J.J.F. mogehjk zullen zijn Om van het J.N.F. werk maar niet eens te spreken. Vindt U 50 jonge mensen per jaar uit onze gedecimeerde gemeenschap niets? Ik vraag mij af of U het Zionistische leven van voor de oorlog heeft meegemaakt. Tevens vraag ik mij af of het U bekend is hoe belangrijk het werk van H. & A. voor de Joodse Jeugd hier te lande is. Het is jammer dat zo weinig bondsleden met dit werk in aanraking komen. . r. tt-? Nogmaals Med. Cohen tot welke categorie behoort U . Tot de 95 % onwaarachtige voorstanders of tot de 5 % waarachtige voorstanders? Uw woonplaats is toch nog steeds Tilburg. I
Het gaat niet aan dat U bondsleden aanvalt die niet ieder jaar hardop zeggen, dat ze op Alijah gaan. s. G. E.