Commentaar hij een brochure
Drs. I. Swelheim Hernieuwing der ideologie. Uitgave N.Z.S.O.
Swelheim is niet gemakkelijk te volgen zegt men o.a. van deze merkwaardige auteur, die in een vorige periode de Joodse Wachter heeft volgeschreven met de producten van zijn nerveus-geladen analytisch vernuft, dat onophoudelijk op zoek is naar de oorzaken van een historisch proces (ook zijn eigen historisch proces), dat hij tenslotte zou definiëren, voor zover het de Zionistische Beweging betreft als een noodzakelijk verval.
Dit verval ener Beweging, die als een product van haar Zionsliefde de Staat zag geboren worden, legt ons de plicht op, aldus S., naar een nieuwe ideologie te zoeken. Dat hij deze speurtocht tracht op maken tot een volstrekt sluitend logisch denkproces, is zijn eerste zorg.
Dat hij daarbij weerstanden opwekt, bij bepaalde lezers zelfs wantrouwen, moge ons niet weerhouden hem te volgen bij zijn poging, om na te gaan, welke invloed het beslissende feit van de oprichting van de Staat, op de toekomst van het Joodse Volk en van de Zionistische Beweging heeft.
Indien maatschappelijke groepen blootstaan aan bepaalde spanningen, zullen zij trachten deze op te hef fen. Dit trachten is op zich zelf al een soort genezing. (Swelheim spreekt van bewust-wording van eigen zijnstoestand-bewust Zijn!)
Als de meest bewusten van de groep het verlangen (de wil) om tot ontspanning te geraken, weten uit te drukken in een gedachtenconstructie, ontstaat een ideologie. Het is duidelijk, dat de ideologie heeft uitgediend, als de conflictstoestand, waarvan zij de uitbeelding is, is verdwenen. Een wereld, waarin geen conflicten zijn, heeft geen ideologieën nodig, kan ze zelfs niet hebben. Swelheim zegt hierover het volgende:
~Op zijn terrein heeft het Zionisme een belangrijke bijdrage geleverd aan het ideaal van de liquidatie der ideologieën. Door het opheffen van onze conflictspositie met de wereld heeft een stuk (affectief) denken zijn maatschappelijke basis verloren. Wij kunnen weer staan als doodgewone normale mensen, vrij gemaakt uit de mythe, die de wereld over ons koestert en ook los van de mythe, die wij over ons zelf gevorm hebben." Ik kom nog even terug op de term, aliectiel denken. Swelheim is van mening, dat een ideologie geen objectieve kijk geeft op de werkelijkheid, doch gekleurd is door de positie van de groep, bij wie de ideologie ontstaat.
Maar, zo zegt S., als de ideologie die wij hadden, thans niet meer geldig is, omdat onze conflictstoestand is opgeheven, dan moet men ook niet trachten, toch een ideologie te handhaven, want zij zou onwaarachtig zijn, onecht en kunstmatig. Wat wij dan wel moeten doen?
~Wil men het Joodse bestaan van thans een nieuwe motivering schenken, dan moet deze niet liggen in het construeren van een nieuw affectief denken voor en over ons zelf, maar in de mogelijkheid, die wij bezitten, een bijdrage te leveren aan een algemeen menselijk proces, dat de liquidatie der ideologie beoogt.
Niet vernieuwing der ideologie, maar vernieuwing van ons bestaan, want vernieuwing der ideologie zou een mislukking van het Zionisme betekenen.”
Ik geloof, dat er ernstige bedenkingen zijn aan te voeren tegen bovengeciteerde opvattingen. De vraag, of onze conflictspositie is opgeheven kan m.i. niet bevestigend worden beantwoord. Dat deze conflictspositie door de oprichting van de Staat haar neurotisch karakter heeft verloren en meer normale trekken gaat vertonen, neemt niet weg, dat zij voort bestaat. En, indien men toegeeft, dat een conflictspositie nog steeds aanwezig is, dan kan dit, ook voor S. slechts betekenen, dat de Staat (Israël) in zijn huidige vorm (en inhoud) nog niet volledig beantwoordt aan de bedoelingen van de ideologie, waarvan zij slechts een eerste onvolgroeide uitdrukking is. En dat, bij gevolg deze ideologie nog niet geliquideerd kan worden, of —■ om met S. mee te denken nog functionneert.
Ook tegen de Swelheimse opdracht, om een bijdrage te leveren aan het algemeen menselijk proces, tot liquidatie der ideologie, zijn bezwaren in te brengen. Zijn opvatting riekt in zoverre naar de studeerkamer, dat geen rekening wordt gehouden met een realiteit, die in de botsing der wereldmachten partijkiezen welhaast noodzakelijk maakt, waardoor (althans voor de Staat Israël) een tweede ideologie (laat ons zeggen, die van het democratische Westen) naast de Zionistische moet worden geïntroduceerd.
Twee ideologieën in plaats van geen enkele! Er was (er is) dus een groepsconflict. Dit te kunnen waarnemen, is op zichzelf beslissend geweest voor het ontstaan van het Zionisme. Waarom, zo vraagt S., 's het Zionisme ontstaan in Europa en niet in Afrika? Daar was (Marokko, Algiers) toch ook een groepsconflict. Het antwoord luidt: „Omdat deze groepen leefden vanuit een ~verlaagd bewustzijn, waarbij zij zich niet tegenover het maatschappelijk ongeluk stelden, maar het aanvaardden als een vanzelfsprekendheid.” De volgende opmerking is van meer betekenis, omdat de schrijver daarin een verklaring tracht te geven van het feit, dat het Zionisme juist tóen en daar is ontstaan. Hij citeert met instemming Klatzkin: Het Zionisme ontstond in de rijen van de gespleten en dualistische naturen, bij de van onze volkskern losgeraakten; het groeide met het verdwijnen der Joodse werkelijkheid en zijn bloei kon als graadmeter van onze neergang dienen,” ')
Dan vervolgt S. zelf:
„Eerst voor de man, die het ontwricht zijn van het Joods bestaan \yaarnam in de disharmonie van zijn eigen levensstijl en de geremdheid van zijn natuurlijke evolutie, was het groepsconflict psychische realiteit; hij moest komen tot rationalisatie en verwerkingen. Aldus stelt S. ons voor ogen de moderne 19de eeuwse mens, de Joodse intellectueel, uit bourgeois-milieu, grote stadsbewoner, geremd in zijn maatschappelijke opvlucht en daardoor gebracht tot een bewust doordenken van zijn probleem, dat hij vermocht te stellen als Joods probleem, als probleem van het Joodse Volk.
') Dr Jacob Klatzkin: Krisis und Entscheidung (1921).