deze landen en volkeren goed gaat. Uit een vorig artikel (J. W. 2 November) bleek echter reeds, dat niets minder waar is. Weliswaar gaat het een aantal mensen goed, maar reeds het feit, dat vrijwel de gehele olieproductie wordt geëxporteerd en de binnenlandse oliebehoefte dus blijkbaar gering is, wijst, naar Westerse maatstaven gerekend, op onvoldoende economische ontwikkeling.

De exploitatie van de olievoorraden is altijd vrijwel geheel in handen van buitenlandse maatschappijen geweest. De Engelsen waren het eerst (D’Arcy-concessie van 1901, de Anglo Persian Oil Co. van 1909, sedert 195 Anglo Iranian Oil Co. geheten). Zij veroverden zich groot deel van het Midden-Oosten een dominerende positie.

Na Wereldoorlog I begonnen ook de Amerikanen zich voor dit gebied te interesseren. Het was een bijzonder agressieve belangstelling. Zij begonnen al dadelijk met de eis van de „open deur" in Irak. Dit lijkt redelijk, maar intussen hadden de Amerikanen bijv. op de Philippijnen allesbehalve een open-deurpolitiek gevolgd. Tenslotte zagen de Britse oliebelangen zich genoopt, de Amerikanen een deelneming van 23V4 Vo toe te staan in de Iraq Petroleum Co. (1925)*). Daarmede was de oliestrijd niet volstreden (hetgeen nog bij het uitbreken van het Perzische olieconflict bleek), maar de Britten waren zo verstandig, de Amerikaanse deelneming aan de olie-exploitatie niet tot het uiterste tegen te werken. Vooral als gevolg van de vermindering van de productiviteit der eigen bronnen en van de wens in vredestijd olie van elders te betrekken om eigen voorraden te sparen is de activiteit van de Amerikanen enorm toegenomen. Zo hebben zij thans de exclusieve rechten in Bahrein en Saoedi-Arabië, exploiteren zij tezamen met de Britten (50/50) de bijzonder rijke velden van Koeweit en hebben zij het reeds genoemde aandeel in de Iraq Petroleum Co. In December 1946 kwam een overeenkomst tot stand, waarbij de Anglo Iranian Oil Co. aan twee Amerikaanse maatschappijen ~substantial quantities of crude oil over a period of years" toezegde en tot samenwerking bij de aanleg van pijpleidingen werd besloten. Na het uitbreken van het Brits-Perzische olieconflict, dat tenslotte leidde tot het stopzetten van de Perzische productie, kwam er een tot

dusver ongekende mate van Brits-Amerikaanse commerciële samenwerking tot stand, dank zij welke men er in slaagde het verlies van de voor Engeland, Europa en Z.O. Azië van vitaal belang zijnde Perzische olie vrijwel geheel te compenseren, zij het ten koste van grote offers.

Achter de Britse belangen staat niet meer de wereldmarkt van weleer. Aarzelend aanvankelijk, schijnen de Amerikanen thans met toenemende vastberadenheid het vacuum te willen opvullen. Hierdoor wordt ook de positie van de Amerikaanse maatschappijen weer versterkt.

De in de J. W. van 19 October opgenomen kaart geeft een duidelijk overzicht van de door de verschillende landen verleende olieconcessies en van de maatschappijen die aan de exploitatie deelnemen. Russische maatschappijen zal men er vergeefs zoeken. Het is intussen duidelijk, dat voor de Sowjet-Unie met het oog op haar grote oliebehoefte (industrialisatie en militaire apparaat) en onvoldoende (hoewel opmerkelijk toenemende) productie, de olierijkdommen van het Midden-Oosten een tantaluskwelling vormen. Ruim 20 jaar geleden had Rusland een concessie in N.-Perzië, maar die werd nooit ontgonnen. In 1946, met de terugtrekking van de Russische troepen uit N.-Perzië en de onderdrukking van de opstandige (communistische) beweging in Perzisch Azerbeidsjan, sloot de toenmalige Perzische premier, Ghavam es Soeltaneh, met Moskou een overeenkomst, waarbij de Sowjet-Unie een concessie voor het grootste deel van Noordelijk Perzië kreeg. Het Perzische parlement (Majlis) weigerde evenwel deze overeenkomst te ratificeren. Zal een (communistische) Toedeh-coup binnenkort eindelijk aan de Sowjet-Unie toegang verschaffen tot de olie van Perzië? Men zou het soms zeggen. Maar zullen de Verenigde Staten toestaan, dat de Sowjet-Unie ook aan dit deel van haar enorme grens een satelliet-staat vormt, een glacis, dat tevens kan dienen als uitvalspoort naar de rest van het Midden-Oosten, naar de Middellandse Zee, naar Afrika. Het lijkt niet aannemelijk. Ongetwijfeld zullen de Sowjet-leideis bij het uitbreken van een algemeen conflict trachten zich onmiddellijk meester te maken van de olievelden aan de Perzische golf, het is echter onwaarschijnlijk, dat zij de olie-installaties lange tijd onbeschadigd in handen zouden hebben. Daarvoor lig’gen deze velden en installaties te zeer binnen het bereik van de geallieerde bommenwerpers. En niet alleen

*) Britten, Amerikanen, Fransen en Royal Dutch ieder 23V4“/o, Gulbenkian 5 “/o.

EMIGRATIE laar alle werelddelen )n: voor Israël?! bedenk ’i wel I

Bij Breemer Betere Brandstoffen Bel op 35181-43814 – Ook voor Huisbrandolie Fa. J. BREEMER OUDE SCHANS 27 – AMSTERDAM-C. Gevestigd sedert 1850 Aanbevelend : E. Agsferibbe

keuze uit ruim ISO Kantoormachines Alle merken Nieuw en gebruikt N.Z. Voorburgwal 176 (Naast Poort van Cleef) Telefoon 30239 – Arnsterdam