Nieuwe koers
r „Gadol jom Kiboets Galoejot kejom sjeniwreoe bo sjamajim wa-arets". (~De dag, waarop de ballingen zich verzamelen, is even belangrijk ais die, waarop hemel en aarde werden geschapen".) Pesachiem 88. K. J
executieve van de Jewish Agency heeft in haar jongste zitting een belangrijk besluit genomen, dat vermoedelijk het beeld van de immigratie in het komende jaar sterk zal beïnvloeden. Met uitzondering van die landen, waar de Joden in een dermate hachelijke positie verkeren, dat lijfsbehoud emigratie tot een dwingende eis maakt, zal tachtig procent van het aantal emigratie-candidaten niet ouder dan vijf-en-dertig jaar mogen zijn. Van de overigen krijgen prioriteit diegenen, die op eigen gelegenheid voor hun huisvesting kunnen zorgen, over speciale vakkennis beschikken of wel familieleden in Israël hebben, die èn bereid èn in staat zijn voorlopig de zorg voor hen op zich te nemen, zodat zij niet ten laste van de gemeenschap komen. In het bijzonder gaat het er om de alyah te bevorderen van kinderen, chaloetziem, gesloten groepen, die bereid zijn in de landbouw te werken en geschoolde arbeiders. Hier is alleen en uitsluitend sprake van hen, die op kosten van de Sochnoet de reis maken en wier absorptie eveneens voor rekening van de Sochnoet komt. De alyah van Joden, die zelf hun transport betalen en zelf hun inschakeling in het leven van Erets Jisraël verzorgen, zal ook in 1952 aan geen enkele beperking onderhevig zijn.
Dit besluit heeft het beginsel van vrije immigratie in zekere zin teniet gedaan. Het feit, dat het Israëlische parlement bij de wet heeft bepaald, dat geen enkele Jood ter wereld het recht om naar het Land der Vaderen te emigreren kan worden ontzegd, heeft niet kunnen verhinderen, dat onder de sterke druk van de feitelijke omstandigheden officieus op deze stelregel is teruggekomen. Het feit op zichzelf heeft de Israëli minder verbaasd dan het tijdstip, waarop er bekendmaking aan is gegeven. nog maar luttele maanden geleden kon men herhaaldelijk uit de mond van op de voorgrond tredende figuren uit de kringen van staatsbestuur en absorptie van oliem vernemen, dat alle geruchten over opschorting of zelfs maar beperking van de emigratie naar het rijk der fabelen dienden te worden verwezen.
Uit deze ongerijmdheid kan men alleen afleiden, dat de regering gezwicht is onder de druk van de recente ontwikkeling des lands voor zover deze de financieeleconomische toestand betreft. Men kan bezwaarlijk op grond van het vermelde besluit zeggen, dat de Israëlische staatsleiders het roer der immigratiepolitiek radicaal hebben omgegooid, maar het is niet overdreven te verklaren, dat de koers een ingrijpende
wijziging heeft ondergaan. Velen hier verheugen zich daarover, omdat het hun al te lang duidelijk was, dat het land niet bij machte is nog veel langer voort te gaan met het „importeren" van duizenden voorlopig onproductieve elementen zonder zichzelf in een put te storten, waaruit het niet meer mogelijk is te ontkomen. Andere maatstaven.
Het is geen geheim, dat bij alle bereidheid om zich ten behoeve van de alyah opofferingen te getroosten, een zekere wrevel zich van de Jishoev meester heeft gemaakt bij het waarnemen van de houding, die vele oliem jegens het land aan de dag menen te moeten leggen. Wie het oor te luisteren legt bij de verantwoordelijke alyah-instanties en zich op de hoogte houdt van de communis opinio, zoals die uit de persorganen naar voren treedt, moet wel tot de overtuiging komen, dat de vrije immigratie meer teleurstelling heeft gebracht dan men in de aanvang had verwacht. Het is waar, dat nog altijd het absorptie-apparaat allesbehalve glad loopt, al is ook de tijd, waarin het voortdurend stokte, achter de rug. Maar aan de andere kant is bij de overgrote meerderheid van de oliem de geest van chaloetzioeth even ver te zoeken als het meest elementaire begrip voor de mogelijkheden, die een jonge staat, nog altijd omringd door vijanden en lijdend onder een vérgaand gebrek aan geschoolde arbeidskrachten, aan comfort heeft te bieden. Daarbij komt als curieus verschijnsel, dat velen aan hun nieuwe vaderland eisen ten aanzien van levensgemak stellen, die in hun land van herkomst buitensporig zouden zijn genoemd.
Wie in Sofia in een bedompte steeg of in Noord-Afrika in een lemen hut heeft gewoond, vergt in Israël een moderne flat, van alle gemakken voorzien en vergeet, in geval deze flat wat lang op zich wachten laat, in verwonderlijk weinig tijd zijn recent verlecjen in zijn verbittering om wat hij in zijn op niets steunende fantasie onder zijn meest elementaire rechten had gerangschikt.
Gebrek aan vaklieden.
Een tegenvaller is ook gebleken het absolute gemis van vaklieden onder de oliem en hun geringe arbeidskracht. Het gebrek aan geschoolde krachten, vakmensen, noopt de regering er toe buitenlandse experts te engageren, merendeels niet-Joden, wie het wel en wee
VERZENDING a VETTIN VOOR VERPAKKING Keizersgracht 376 • Amsterdam-C. • Telefoon 47794-45096