van het tegenwoordig Zuid-Limburg hebben geheerscht, zoodat tijdens het Boven-Carboon ophoopingen van plantenresten konden ontstaan, welke in den loop der tijden tot steenkool werden. Op blz. ii worden verschillende wijzen van sediment-opvolging afgebeeld boven een kolenlaag en de variaties in een koollaag, terwijl fig. 10 een doorsnede geeft van de ligging der koollagen in een deel van een mijn. In dit hoofdstuk is een kaartje opgenomen van Zuid-Limburg met de hoogteligging van het oppervlak van het Boven-Carboon en een stratigrafische tabel van die afdeeling met de verdeeling der lagen, zoowel koollagen als mariene- en zoetwaterafzettingen, en tevens met de verdeeling der belangrijkste planten in het Carboonprofiel van Zuid-Limburg. De geheele dikte van het Boven-Carboon wordt hier op ongeveer 3000 m geschat, waarvan 2—3 % koollagen. De mariene lagen nemen naar boven toe in aantal af.
Het jongste Carboon is, zooals wij weten, onbekend in ons land. Ook de Perm ontbreekt en een groot gedeelte van de Trias, naar het ZO. wigt de Bontzandsteen uit. Enkele brokken zout zijn gevonden. Echter is niet uit te maken of het permisch dan wel triassisch is. De Jura ontbreekt eveneens. Er zijn evenwel aanwijzingen, die aanduiden, dat Zuid-Limburg in dien tijd wel eens door de zee werd overdekt. Van het Krijt ontbreken ook nog de afdeelingen tot en met het Turoon. Het Akensch zand is een strandformatie met plantenresten in ouderdom overeenkomend met het mariene zand van Herve (Onder-Senoon), waarin Actinocamax quadrata voorkomt. Van het Boven-Senoon is het Gulpensch Krijt het oudst, het Kunrader en het Maastrichtsch Krijt worden door schrijvers ook voor facieel verschillend, maar even oude lagen gehouden. Ze zijn bekend om de vele fossiele resten, waaronder ook enkele resten van hoogere planten zijn aangetroffen.
Van het Tertiair zijn alle afdeelingen behalve het Eoceen bekend, het oudste Palaeoceen werd bij Bunde aangeboord, als Danien zijn deze lagen ook tot het Bovenste Krijt gerekend. Ook jonger Palaeoceen is bekend als mariene afzettingen, naar het W., in België, in terrestrische facies. Dat het Eoceen geheel ontbreekt weten wij echter niet met zekerheid. In de oligoceene lagen weerspiegelt zich een terugtrekken van de zee naar het Noorden. Het bekende Elsloër conglomeraat, waarvan door mej. Van de Geyn de haaientanden werden bewerkt, wordt hier in afwijking van haar resultaten nog gerekend tot het Boven Oligoceen. Ook de opvatting der schrijvers omtrent den ouderdom van het plioceene grint van Zuid-Limburg is een andere: gewoonlijk wordt dit als Maasgrint opgevat, de schrijvers voeren echter argumenten voor hun opvatting als afzetting van een Rijnarm, namelijk in verband met de hoogteligging van het Plioceene grint langs Rijn en Moezel, terwijl vergelijking met die van de Maas volgens hen moeilijkheden oplevert.
In Zuid-Limburg zijn de plioceene afzettingen alle terrestrisch,