In het laatste hoofdstuk beschouwt hij de toekomst der Bergpapoea's en de taak waarvoor de cultuurmensch staat om dezen in gunstige richting te leiden, zoodat zij langs den besten weg in de rij der volken zullen worden opgenomen. Zijn beschouwingen gaan daarbij parallel met het verslag der subcommissie — waarvan Bijlmer lid is — van de Nederlandsche commissie voor internationale natuurbescherming (zie dit tijdschrift 1938, blz. 955).
Het boek is rijk geïllustreerd, slechts aan de kaartjes had meer zorg kunnen worden besteed; het is vlot en onderhoudend geschreven, en het kan belangstellenden warm worden aanbevolen.
J. L.
W. Filchner, Bismillah. Vom Huang-ho zum Indus. 347 blz. 114 afb. en één kaart. F. A. Brockhaus, Leipzig, 1938. Prijs Rm. 6.50.
Dit boek bevat het vlot en onderhoudend geschreven reisverhaal van Filchner's jongsten tocht in Centraal-Azië. Het doel was waarnemingen van het aardmagnetisme te verrichten in het uit dit oogpunt vrijwel onbekende gebied, liggende tusschen de Himalaya, Pamir, Dzjoengarije en de Chineesche provincie Kan-soe. Deze reis sloot aan bij den tocht van den schrijver in hetzelfde gebied van Januari 1926 tot het voorjaar 1928, maar een andere route werd gevolgd. Volgens voorloopige berichten zou hij in zijn doel zijn geslaagd en ook belangrijke uitkomsten hebben verkregen voor andere takken van wetenschap. Zekerheid over een en ander is echter nog niet verkregen, want de bewerking der waarnemingen is nog niet afgeloopen. Men leze wat dr. S. W. Visser heeft geschreven op blz. 328 van den vorigen jaargang van dit tijdschrift.
Filchner gaat in dit boek niet in op de wetenschappelijke zijde van zijn reis; hij vermeldt slechts de reden er van en op oppervlakkige wijze het aantal der waarnemingen en de plaatsen, waar deze zijn gedaan. Hij heeft zich bewust bepaald tot een reisverhaal. Na een overzicht van zijn uitreis, waarbij hij op 9 September 1934 van Brindisi vertrok, geeft hij den eigenlijken hoofdschotel: den tocht van 3500 km van Lan-tsjou aan de Hwang-ho, waar hij zijn waarnemingen begon, over Tsjertsjen en Khotan naar Leh in Kasjmir, waar hij ze beeindigde. Deze tocht heeft geduurd van September 1935 tot 13 September 1937, dus twee jaar!
„Bismillah!" heeft de schrijver zijn boek betiteld. Bismillah, letterlijk „in Allah's naam", in de algemeene uitroep van den Muselman van alle standen, waarmede hij zijn aanvaarding van het noodlot uitdrukt. Filchner nam het woord tot zinspreuk, doch hechtte er de beteekenis aan van: niet opgeven en volharden tot het bevredigende einde is bereikt! Welnu, hij heeft de strekking, welke dit motto geeft, noodig gehad. Het uiterste is gevergd van zijn geduld, uithoudingsvermogen en moed om de bezwaren, teleurstellingen, ontberingen, moeilijkheden met voortdurend wisselend, onbetrouwbaar karavaanpersoneel, en gevaren, welke hij heeft geloopen, te overwinnen. Deze tegenspoeden hebben het hoogte-