er van teruggaf. Als iemand bij herhaling stal, werd hij vroeger wel gedood.
Als een groote misdaad werd aangerekend het wegnemen van rijst uit de bergplaats, of van eenig goed uit de kampoio, een mand of korf waarin kleederen en sieraden worden bewaard. Te Wono moest de dief dan minstens een varken of een buffel geven, hoe gering de hoeveelheid rijst die ontvreemd was ook mocht zijn geweest. Soms nam de bestolene een sawah van den dief als schadevergoeding.
Den aanplant beschermen door het aanbrengen van magisch werkende middelen, waarvan men gelooft dat deze den dief automatisch de eene of andere kwaal bezorgen (in het Oosten van den Archipel is deze tooverij bekend als mata kaoe „het roode oog") schijnt men in het Karama-gebied niet te doen.
Wilde iemand zich zuiveren van een aanklacht, dan sprak hij een vervloeking over zich zelf uit. In Seko heet dit modante kalena. „De stroom moge mij meenemen", „een boom moge mij verpletteren", en derg. zijn de vervloekingen die men over zichzelf uitspreekt. Het gebeurt ook wel dat een ander de vervloeking uitspreekt, die den verdachte zal treffen als deze schuldig is, en den aanklager als zijne beschuldiging valsch is.
Is in een rechtszaak geen beslissing te nemen, dan liet men die over aan een godsoordeel. Dit noemen de To Mangki sitaro (Sa'd. sitaroan „tegenover elkaar staan en dan vergeleken worden, wedijveren"). De meest gebruikelijke vorm van godsoordeel is in het water onderduiken, maar dit deed men alleen op de hoofdplaats Galoempang, waar dit soemillan heet (verg. Tae'-Wdbk op sillan). Ook te Pewaneang kent men het duiken als godsoordeel (hier mekasoelok genoemd). Het werpen met speren, waarbij degeen geacht wordt overwonnen te hebben, wiens speer het diepst in den grond is doorgedrongen, heb ik nergens in het hier besproken gebied aangetroffen. De meest toegepaste wijze van godsoordeel is, dat beide partijen met elkaar worstelen (Gal. sibobo', Sa'd. idem; Wono mamperope; Pewaneang mokale hatana). Naar mij werd medegedeeld kiest men daarvoor twee mannen, die ongeveer van gelijke grootte en kracht zijn. Bij deze mededeeling werd steeds de verklaring gevoegd: al zou voor de eene partij een kleinere man optreden, dan zou het hem toch gelukken den grooteren tegenstander op den grond te werpen en onder te doen liggen, wanneer de partij waarvoor hij optreedt in haar recht is. Voordat men tot worstelen overgaat, worden de goden (idewata, dehata) aangeroepen, en wordt hun een offer aangeboden (metoeda).
17. Ziekten en haar behandeling
Ook in geval van ziekte moet de Tobara' zijn hulp verleenen, want priesters (priesteressen) of sjamanen kennen noch de To Mangki, noch de To Seko. Er zijn personen die beweren allerlei geneeskrachtige kruiden te kennen; deze menschen worden vaak bij zieken geroepen om hun kennis op hen te beproeven. Maar er zijn geen andere