Van deze kustaanslibbing en van de eilandenvorming die daarvan het gevolg is, spreekt duidelijk de kaart vervaardigd in 1820 volgens opnamen van Z. M. Brik Irene (Commandant K. Lucas), welke kaart aanwezig is in het Koloniaal Instituut te Amsterdam. In de Amphitrite-baai is geen Poelau Boesoeng ingeschetst, zelfs ontbreekt het groote eiland Poelau Tjawan, waar in 1920 en latere jaren zooveel hoog geboomte aanwezig was dat de Luitenant der Chineezen te Rengat er een houtconcessie had.

Aan de uiterste oostpunt van de baai Tandjoeng Basoe komt een eiland Poelau Basoe voor en aan den mond der Retih-rivier eilandjes aangegeven onder de namen Poelau Roekoe en Poelau Asam, welke eilanden volgens de geologische overzichtskaart blad VIII (Jaarboek Mijnwezen 1929) en de schetskaart van de residentie Djambi schaal 1 : 300 000 thans bij den vasten Sumatra-wal zijn aangetrokken, hetgeen mij trouwens ook op mijne dienstreizen is gebleken. De vroegere zeestraten zijn thans ondiepe, smalle kreken (zie ook kaart 2).

Marine sedimentatie. De kuststrook word door de hooge vloeden van de zee periodiek opgehoogd, waardoor strandruggen ontstaan die het inundeerende bandjirwater tegenhouden en het slib noodzaken te bezinken.

Omtrent deze strandruggen schrijft Jhr. Dr. F. C. van Heurn 5) : „Bij vloed stroomt het water geenszins over de geheele kuststrookgeleidelijk het land binnen. Er is namelijk langs de kust een min of meer ontwikkelde rug of vloedlijn aanwezig, waar het zeewater slechts op sommige plaatsen bij springvloed overheen komt".

Het inundatiegebied tusschen de rivieren en de door de strandruggen afgesloten kuststrook wordt hierdoor — aangezien de strandruggen het rivierwater beletten rechtstreeks naar zee te vloeien — opgehoogd. Bovendien wordt het aan de riviermondingen afgezette slib door den kuststroom langs de kust op het strand neergeslagen, zoodat ook aan den buitenkant (den zeekant) der strandruggen de bodem wordt opgehoogd 6) ; de kuststrook verplaatst zich dus zeewaarts. Door de werking van eb en vloed, gepaard met den invloed van wind en stroom ontstaan nieuwe strandruggen, zeewaarts van de eerste rij en zoo zet het aanslibbingsproces zich voort. De oude strandruggen vindt men vaak diep landwaarts in verschillende reeksen achter elkaar evenwijdig aan de kust.

In Inderagiri (kaart 2) bv. vindt men ze zelfs achter Aairmolik en Djapoera tot in Pelalawan en van de afdeelingshoofdplaats Rengat naar het gebied der Mamaks achter Pekan Heran, dus zeer ver van de kust verwijderd. Deze strandruggen aan de kuststrook en ook de oevers der rivieren (de tebings) zijn hooger dan het daarachter gelegen inundatie- of moeras (payah)-gebied. In het midden van zulk een gebied, tusschen de rivierloopen en de kust besloten,

5) Studiën betreffende den bodem van Sumatra's Oostkust.

6) Ook door chemischen invloed van het zeewater slaat het slib neer.