canthropus gevonden was, veel strijd ontstaan, welke niet afdoende opgelost was en nog steeds niet is. Dit kwam nog meer uit toen in China nabij Peking een vondst gedaan werd, nl. de Sinanthropus pekinensis, die een hooger ontwikkelingsstadium aanwijst dan de Pithecanthropus, en in even oude of zelfs oudere lagen gevonden zou zijn. Hier was dus een tegenstrijdigheid, waarvan de oplossing uit een wetenschappelijk oogpunt van veel belang was.

De Java-kaarteering, d. i. de afdeeling van den Geologischen Dienst in Indië, die eenige jaren geleden ingesteld is en tot taak heeft een geologische kaarteering van Java te doen, heeft het dan ook van den beginne af als een deel van haar taak beschouwd, aan den ouderdom van de beenderen voerende lagen op Java de noodige aandacht te schenken en te trachten een scheiding te vinden tusschen tertiair en kwartaire afzettingen.

Om tot dat doel te geraken, hebben sinds eenige jaren op zeer kleine schaal opgravingen plaats naar gewervelde dieren, teneinde door het bestudeeren van de verzamelde fossielen — welke alle in het Geologisch Museum van den Dienst te Bandoeng worden opgenomen en waarvan de beste exemplaren ter bezichtiging door het publiek opgesteld zijn — en van de profielen der doorgraven lagen, te kunnen vaststellen, waar de tertiaire sedimentserie eindigt en de kwartaire begint.

Ofschoon dit onderzoek reeds vele belangrijke gegevens heeft opgeleverd, is het nog niet ver genoeg gevorderd om voor alle vindplaatsen een definitieve oplossing te geven.

De Trinil-lagen zijn op verschillende plaatsen in de omgeving van de Solo-rivier in dezelfde gedaante, en eveneens beenderenvoerend teruggevonden, maar daarnaast zijn ook jongere afzettingen gevonden, die zeer rijk aan fossiele beenderen zijn. Een van deze vindplaatsen ligt nabij de kleine kampong Ngandong aan de Solo-rivier, noord van Ngawi. Daar is op den linkeroever een diluviaal terras van de Solorivier aangetroffen, ca. 20 m boven het bed van de rivier, een terras dat in de onderste laag buitengewoon rijk blijkt te zijn aan fossiele beenderen. Onder deze beenderen zijn resten aangetroffen van verschillende soorten schildpadden, van krokodil, van tijger, panter, neushoorn, varken, nijlpaard, verschillende hertensoorten, banteng, buffel, stegodon (uitgestorven olifantensoort) en tenslotte van menschen.

Deze laatst hoogst belangrijke vondst bestaat uit eenige schedelstukken en twee tamelijk complete schedels, waaraan voldoende metingen mogelijk zijn om te kunnen vergelijken met andere fossiele menschelijke schedels. De schedel vertoont alle kenmerken van de primitieve menschen, die uit het palaeolithicum bekend zijn, nl. een plat wijkend voorhoofd, groote oogkassen, waarboven een zware beenwal als 't ware ter bescherming van de oogen, een sterke insnoering van het voorhoofd direct achter dezen beenwal aan 't achterhoofd zooals thans nog, maar minder sterk, bij het Australische ras voorkomt.

Het ontwikkelingsstadium van een fossielen schedel kan aangegeven