Na den wereldoorlog ging ook de exploitatie der Zevenbergsche goudertsmijnen sterk achteruit. De goudmijnen van den Hongaarschen staat, welke reeds vóór den oorlog voor het grootste gedeelte met verlies werkten) werden onder het Roemeensche bewind ten deele stopgezet, zooals b.v. de mijnen van Boiza en Nagyag, of zij werken met gereduceerd bedrijf, doch ook thans met verlies.

Ook de goudertsmijnen in privé bezit moesten de bedrijven voor het grootste gedeelte stopzetten, aangezien de kosten der exploitatie sterk zijn gestegen, hoofdzakelijk wegens de verhooging der prijzen van ontploffingsmiddelen. In 1914 kostte één gram goud 3,20 kronen en een K.G. ontploffingsmiddel 0,80 kronen. Thans is de prijs van een gram goud 100—110 lei, terwijl een K.G. ontploffingsmiddel 80 lei kost. Uit deze verhouding blijkt, dat de exploitatie meestal niet meer rendabel is. Het ontploffingsmiddel wordt in een fabriek bij Fogaras gefabriceerd, bij welke ook de Roemeensche staat is geïnteresseerd en die een soort van monopolie geniet.

Dit is ook een reden, waarom in het vroegere centrum Verespatak, alwaar naast de mijnen van den staat in hoofdzaak kleine boerenbedrijven waren, — want bijna iedere familie had haar eigen klein mijnbedrijf — deze kleine goudmijnen op vele plaatsen niet meer rendabel zijn. In deze gewesten waren afzonderlijke wettelijke bepalingen geldig, volgens welke het goud slechts onder een bepaalden horizon aan den staat, voor het overige echter aan den bezitter van den grond toekwam. Ieder klein bedrijf had zijn eigen stampmolen, in welke het gedolven goudhoudende product voor het verkrijgen van het goud werd verstampt. Het op deze wijze gewonnen ruwe goud wordt aan de smelterij van den staat te Zlatna ingelost. Vóór den oorlog bestonden in de omgeving van Verespatak ongeveer 300 dezer heel primitieve stampmolens, thans zijn er slechts enkele dozijnen van in bedrijf.

Desondanks lijkt het, dat de achteruitgang van den goudmijnbouw in de meeste districten van Zevenbergen minder aan de uitputting van de goudvelden is toe te schrijven, aangezien bij stelselmatige ontginning in grootbedrijven de exploitatie belangrijke financieele resultaten kan opleveren. Wegens het onregelmatige voorkomen van het goud moet de gangstreek volgens een stelselmatig plan worden bewerkt en iedere gang en elke ader nagegaan worden, zoodat enkele mijnbedrijven of afdeelingen van mijnen wegens den kostbaren exploreeringsarbeid geruimen tijd met verlies moeten werken. Daarom kunnen slechts kapitaalkrachtige ondernemingen zich met goudmijnbouw bezig houden, of wel maatschappijen met meerdere mijnbedrijven, teneinde de tijdelijk met verlies werkende bedrijven door de meerdere winst van andere mijnafdeelingen te kunnen compenseeren.

Het Oermia-meer. — Volgens Perzische persberichten schijnt het Oermia-meer in de provincie Azerbeidsjan bestemd te zijn te verdwijnen.