't Meest heeft mij verwonderd, dat over de moderne Chinese industrie met geen woord gesproken wordt. Op twee plaatsen in het boek worden de ijzerwerken van Hanyang genoemd. Maar met „genoemd" is dan ook alles gezegd. En toch interesseert de ontwikkeling van de Chinese katoennijverheid de Engelse arbeiders zö, dat hun partij een afgevaardigde naar het Oosten zond om de toestanden te onderzoeken. Gaarne zouden we gegevens over de lengte, hoogte en dikte van oude Chinese stadsmuren, waaraan in het heden alle betekenis ontbreekt, missen, als we daarvoor in de plaats kregen een goede uiteenzetting van het sociale leven in China. In dit verband verbaast het ook niet, dat een schrijver als Wittfogel in de litteratuurlijst niet voorkomt.

Een hoofdstuk over het verkeerswezen zou heel wat interressants kunnen brengen, maar het is een opsomming geworden, die natuurlijk wel zijn nut heeft, maar waarbij we onbevredigd blijven. Is het niet Brunhes, die de geograaf de taak wil toebedelen, de aarde te bezien als uit een luchtballon? Het is deze verwerpelike opvatting, welke de schrijver tot de zijne schijnt te hebben gemaakt.

Dit is in zoverre onjuist, dat de auteur een zeer belangrijke plaats inruimt aan de historie. En historie kan men niet uit een luchtballon waarnemen. Hoe gaarne zou ik verklaard hebben, dat dit deel ons de ontwikkeling van het Chinese volk doet meeleven. Ook dit is echter niet waar. Het is bijna alles politiek en slechts bij uitzondering vindt men enige gegevens, die het eigenlike volk betreffen.

Als we na lezing de balans opmaken, kan deze niet anders dan teleurstellend genoemd worden. Waarmee ik niet zeggen wil, dat het boek niet bruikbaar is. Een grondslag van kennis, waarop de belangstellende verder kan voortbouwen, kan het zeker schenken. Talrijke gegevens, die men niet altijd bij de hand heeft, vindt men hier bijeengegaard.

De uitgever zorgde voor een keurig uiterlik. Voor de illustrering verdient de schrijver alle hulde. De foto's zijn alle goed gekozen en van uitnemende kwaliteit.

J. J. Fahrenfort.

Jaarverslag van den topografischen dienst in Nederlandsch-Indië over 1930.

De indeeling is nogal gewijzigd, waardoor de gegevens omtrent den stand van het werk veel overzichtelijker zijn geworden. Ditzelfde geldt voor de opgave der kosten, maar hierbij worden ook nu toch nog twee belangrijke cijfers gemist: eene berekening der kosten van de triangulatie per vast punt en per km2, benevens de drukkosten van kaartbladen op diverse schalen.

De landbouw-statistiekkaart met bijbehoorende tabellen kwam gereed. De totaal-cijfers (blz. XI) zullen velen interesseeren. Verder geeft het verslag een overzicht van den stand van het werk eind 1929 in denzelfden geest, als dat van ref. in afl. 5 van dit tijdschrift. Bij vergelijking zal het K. N. A. G., XL1X. IX