de Caraiben de beenderen hunner afgestorvenen bewaarden. Dit heeft men ook bij andere Amerikaansche volkstammen kunnen vaststellen.

Op Bonaire vond Van Koolwijk verscheiden scherven van diorit, basalt en gebakken aarde, waaronder hamer- en mesvormige. Op het kleine eiland Aruba vond hij den schedel en een humerus van „den laatste der Caraiben." Deze heette Nicolaas Pyclas en stierf voor ongeveer vijftig jaar; deze man sprak nog de taal en had de gewoonten van zijn stam.

Op de scherven vindt men kleurige figuren; ook menschengezichten en afbeeldingen van kikkers en slangen. De kikvorsch gold als heilig. (Zie dit Tijdschrift, jaarg. 1885, Mededeeling van Prof. Martin).

In 1883 vond men in den grond een groot vat, eivormig en a. h. w. bestaande uit twee op elkaar geplaatste halve eierschalen; het vat is hoog 1,41 M. en bevatte een geraamte in zittende houding met het aangezicht naar het noorden. Andere voorwerpen vond men er niet in en het vat zelf was omgeven door een laag asch. Later vond men meer zulke urnen en het bleek nu, dat de bevolking ze meermalen vond en gebruikt als waterreservoirs.

Het derde artikel van G. A. Koese bespreekt de gevonden schedels. Dit zijn er slechts vier en bovendien nog beschadigd. Hoewel, voor zoover na te gaan deze schedels tot de mesocephale behooren, zegt S. dat een zekere gevolgtrekking omtrent den hoofdvorm der Caraiben niet hieruit is te maken.

Talrijke mooie teekeningen en een kaart sieren deze feestgave.

Dr. H. H. van Eyk.