percentage iets gunstiger n.1. in 1902 1.60 en in 1903 1.38. Bij beide geslachten is vordering te bespeuren van 1902 op 1903. De gunstigste provinciën zijn Zuid-Holland en Noord-Holland, de ongunstigste Drente en Noord-Brabant.
Mannen Vrouwen
1902 1903 1902 i9°3
Zuid-Holland . 0.75 0.72 162 1.72
Noord-Holland 0.89 0.67 2.30 1.80
Drente 5.23 3.31 10.02 7.43
Noord-Brabant. 2.94 2.53 4.52 4.06
De groepen der gemeenten vertoonen minder verschil in ontwikkeling.
Mannen Vrouwen
Gemeenten met 1902 1903 1902 1903
meer dan 100000 inw. 1.19 0.88 2.62 2.40
20000—100000 „ 1.55 1.21 2.56 2.42
5000—20000 „ 2.46 1.92 3.84 3-27
5000 en minder „ 1.80 1.34 2.47 2.24
Zoowel het aantal echtscheidingen als de scheidingen van tafel en bed wijzen, zij het dan ook met schommelingen, eene vermeerdering aan. Op 100 gehuwde paren kwamen in de laatste 3 vijfjarige perioden resp. 0.51, 0.60 en 0.67 scheidingen van echt en
0.16, 0.17 en 0.19 scheidingen van tafel en bed voor.
Het geboortecijfer (der levend aangegevenen) toont in de laatste 15 jaren neiging tot dalen. Het bedroeg
in de perioden 1889—1893 33.1 per 1000 inwoners „ „ „ 1894—1898 32.5 „ „ „
„ „ „ 1899—1903 31.8 „ „ „
In het jaar 1903 bedroeg het 31.6 „ „ „
Ook in het betrekkelijk aantal levenloos aangegevenen valt op eene vermindering te wijzen. Voor de wettig geborenen waren de gemiddelden der 3 laatste 5-jarige perioden 4.55, 4-33 en 4.09 en voor de onwettige geboorten 8.10, 8.26 en 7.35 per 100 geborenen van elke categorie. Steeds worden per 100 levend aangegeven meisjes ongeveer 105 jongens geboren een saldo van jongens dus van ongeveer 5 pCt. Het overschot van jongens is bij de levenloos aangegevenen veel grooter dan bij de levend geborenen: in de laatste tien jaren gemiddeld ruim 5 maal grooter bij de wettig en bijna 4 maal bij de onwettig geborenen.
Het constant circa tweemaal grootere percentage der levenloos aangegevenen op de geborenen bij de onwettig dan bij de wettig geborenen, zal wel voor een goed deel moeten worden toegeschreven aan het ver-