§ 2. Geboorten. — Enkel- en meervoudige geboorten. Levend en levenloos aangegevenen.

$ 3. Sterfte. — De sterfgevallen onderscheiden naar den burgerlijken staat en het geboortejaar der overledenen en voor de overledenen beneden het jaar naar de al of niet wettigheid tijdens de geboorte.

§ 4. Huwelijken naar den burgerlijken staat, den leeftijd en de werkelijke woonplaats der huwenden, met overzicht van het aantal gehuwden die de huwelijks-akte niet hebben geteekend, uithoofde van analphabétie.

§ 5. Huwelijks-ontbindingen.

§ 6. Erkenning van natuurlijke kinderen.

§ 7. Woonplaatsveranderingen. — Landverhuizingen

§ 8. Nationaliteitsbewijzen.

In den jaargang 1902 is voor het eerst in alle onderdeelen der statistiek van den loop der bevolking het stelsel doorgevoerd, om voor elke gemeente, provincie en voor het Rijk slechts te vermelden de verschijnselen, die onder de werkelijke bevolking van elk territoir hebben plaats gehad. Gelijk reeds vroeger is medegedeeld '), werden de cijfers der geborenen en gestorvenen tot dusver geput uit de registers van den burgerlijken stand in plaats van uit de bevolkingsregisters. Dit wil zeggen dat voor zekere gemeente vermeld werd het cijfer der binnen de grenzen der gemeente geborenen en gestorvenen. Men vond dus, in den grooten gemeentesgewijze ingerichten staat, die den loop der bevolking moet aangeven, voor zekere gemeente niet de kinderen vermeld die uit ouders, in die gemeente gevestigd, geboren waren, indien door toevallige omstandigheden de geboorte zelf elders plaats had gehad dan in de woonplaats der ouders. Wel vond men bij die gemeente daarentegen vermeld de kinderen, daar ter plaatse geboren, terwijl de ouders in een andere gemeente gevestigd waren. Voor het sterftecijfer, geput uit de registers van den burgerlijken stand, geldt mutatis mutandis hetzelfde. Het was dus in de jaargangen vóór dien van 1900 eigenlijk niet mogelijk den loop der bevolking na te gaan voor zekere gemeente door aldus te redeneeren: op 1 Jan. van het jaar waar over de statistiek loopt waren zooveel ingezetenen aanwezig, daar kwamen bij zooveel geborenen en gevestigden, er gingen af zooveel overleden en vertrokken ingezetenen, ergo blijven er over aan het einde van het jaar zooveel ingezetenen. Dit was niet mogelijk omdat — gelijk reeds gezegd — de cijfers der geborenen en overledenen geput werden uit de registers van den burgerlijken stand en dus niet betroffen de ingezetenen, doch de toevallig aanwezige bevolking.

Ten einde bovengenoemd beginsel geheel te kunnen doorvoeren werd

1) Zie deel XX, jaargang 1903 van dit Tijdschrift, bl. 107.