bereikte men het uiterste punt waar de Fransch-Hollandsche grenscommissie van 1861 geweest was. Den 30"™ Augustus kwamen Franssen en De Goeje aan het eerste Indianendorp, Inteleva genaamd, door Roecoejana's bewoond.
Ten zuiden van de Kassikassi-ma vond men een goed beklimbaren rotskop die door een rug met den hoofdtop verbonden was en vanwaar men een alle verwachtingen overtreffend uitzicht had. Op een afstand van 60 tot 80 kilometers zag men van het westen naar het zuiden een hoog gebergte, dat in verbinding moet staan met de Wilhelmina-keten, naar het oosten ombuigt en zoo zich aansluit aan het Tumuc-Humacgebergte.
Na het vertrek van Copijn werd de rivier Paloeme verder opgevaren om een gunstig punt te vinden, vanwaar een tracé kon gekapt worden naar een tweeden graniettop, die ± 9 K. M. zuidelijk van de Kassikassi ma gelegen was. Uit de rivier-verkenning bleek, dat de top het gemakkelijkst van uit Papadron te bereiken zou zijn en zoo werd dan ook van daar uit den 23sten September een aanvang gemaakt met het kappen van het tracé. Den 26*™ d. a. v. bereikte men den nagenoeg kalen top, waar men, dank zij het goede weder, den 29*"*" met de werkzaamheden gereed was.
Uit de nadere, bij de Indianen verkregen inlichtingen bleek ten duidelijkste, dat zij niet afwisten van de Boven-Suriname-rivier noch van de Boven-Corantyn. Daarentegen waren zij zeer goed op de hoogte van de Jari en Paroe met hare zijtakken. Daaruit trokken de reizigers de conclusie, dat, al mochten zich ook Indianen-stammen aan de bronnen van de Suriname-rivier ophouden, die uit Tapanahoni en Boven-Paroe niet met hen in verbinding staan en dientengevolge geen landtocht in die richting kon ondernomen worden.
Daarvan werd dan ook geheel afgezien en Franssen Herderschee stelde met zijne tochtgenooten een ander plan op. Besloten werd dat De Goeje met zes man de Paloeme verder in kaart zou brengen en tevens de dorpen der Trio-Indianen zou bezoeken, teneinde de noodige gegevens te verzamelen van dezen tot nu toe voor de Europeanen vrijwel onbekenden stam. Met zekerheid wist men reeds, dat er zich aan de bronnen van de Paloeme slechts één dorp, Majoli genaamd, bevond, en dat het grootste gedeelte van den stam gevestigd is aan de bronnen van de Paroe. Daarom zou De Goeje, indien dit slechts eenigszins mogelijk was, eene wandeling maken naar de Boven-Paroe, dus over het waterscheidende Tumuc-Humac-gebergte in het stroomgebied van de Amazone.
Versteeg en ik, schrijft de leider, zouden intusschen de Boven-Tapanahoni en indien de waterstand in de rivier, zoomede de toesfand onzer