vooral de duinbescherming zorgen baart, althans verneemt men weieens dat hier of daar een noodkreet wordt geuit; zoo onder anderen schijnt tegenwoordig Texel aan de noordwestzijde bedreigd te worden, terwijl de verschuiving van de banken aan den mond van het Marsdiep bewijst dat daar waakzaamheid wordt vereischt. De onafgebroken opmetingen van duinvoet en hoog- en laagwaterlijn schijnen op de meeste punten te wijzen op eenige afneming, hetgeen natuurlijk ook het toezicht op de zeedijken tot zorgvuldigheid aanmaant.
Onder de belangrijkste uitgaven komen voor: de zeewerken op Vlieland, Goedereede, langs de Noord-Hollandsche kust, op Schokland, op Urk en Ameland; — de duinbeplantingen in Noord-Holland en op Terschelling; - verzwaring van den dijk boven Moerdijk, van den Rijnbandijk, van den Oud-Kempenhofstededijk op N. Beveland, van de waterkeeringen om Walcheren en van de zeeweringen bij Delfzijl.
Behalve bij de zee en de stroomende rivieren hebben wij nog te waken tegen de luimen van het binnenwater, gelijk bleek toen 4 April de Schiekade doorbrak en de Noord-Kethelpolder overstroomde, welke schade eerst in den nazomer hersteld was. De waterstanden in dén Schermerboezem waar een zeer groot deel van Noord-Holland belang in stellen moet, de Friesche boezem die geheel westelijk en noordelijk Friesland omvat, zijn onder meer anderen van minder groote uitgestrektheid steeds voorwerpen van studie, hoe de waterlast zonder al te aanzienlijke kosten is te bestrijden.
In vele oorden van ons land worden de van wind en weder afhankelijke molens door stoomgemalen vervangen, ditmaal o.a. te Rotterdam (ƒ150000,—) en Kamperveen, terwijl bij Makkum een nieuw afvoerkanaal werd gegraven, en grootsche plannen ter indijking van de Lauwerzee en verbetering der afwatering in bewerking werden genomen.
Evenals in het vorige jaar is er geen sprake van eigenlijke landveroveringen op de zee, behalve onder Rilland-Bat, waar het Kr^kerak reeds grootendeels is ingepolderd; ook een aanmerkelijk deel van het Verdronken Land van Saaftinge onder Nederlandsch Klinge wordt voor Belgische rekening ingedijkt en levert ongetwijfeld rijke bouwgronden op; enkele kreken en banken in de nabijheid van den Brakman worden mede langzamerhand aan het water ontwoekerd. In het noorden werden langs de Groningsche kust vrij wat Kweldergronden aangewonnen, ofschoon het ongedurige weder in 1903 daarin niet behulpzaam was.
De werkelijke aanwinst bestaat in de ontginningen ondernomen met behulp (hetzij leiding of raad) van de Heidemaatschappij ; bevloeiïng, bebossching en ontginning van heidegronden zijn het doel dier wakkere vereeniging, die vooral in Noord-Limburg en oostelijk Noordbrabant kos-