Ofschoon men weieens uit het noorden klachten verneemt dat niet voldoende partij wordt getrokken van de ligging van Delfzijl, moet toch worden erkend men er wel degelijk het oog op vestigde; in i9°3 werd er ruim een kwart millioen aan ten koste gelegd; de buitenhaven van Scheveningen, de zeehaven het Nieuwediep, de visschershaven te IJmuiden, de tramweghavens aan het Zijpe, de havenwerken op Urk, te Harlingen en te Stavoren vorderden ook belangrijke uitgaven die allen hoog noodig waren en nu de binnenhaven van Scheveningen geheel gereed is, wordt het steeds wenschelijker de mond genaakbaar zij en althans een groot deel der aanzienlijke visschersvloot er zijn winterkwartier kunne opslaan.

Veren en Schipbruggen kosten niet veel aan het Rijk; het stoombootveer van Helvoetsluis op Middelharnis en Rotterdam is het duurst, dan volgen de schipbruggen te Vreeswijk, Hedel en Zaltbommel, met enkele kleinere uitgaven niet meer dan ƒ 7500,— vorderend.

Het net van waterwegen dat de naburen ons zoozeer benijden, wordt uitnemend gesteund en gevoed door een niet minder dicht weefsel van landwegen; vooreerst de gewone straat- en kunstwegen, in de hoofdrichtingen door het Rijk aangelegd en onderhouden, hetgeen in 1903 ruim ƒ334000,— kostte, waarvan Gelderland en Zuid-Holland het leeuwendeel genoten. De aanleg van de meeste wegen komt echter ten laste van provinciale-, gemeente- en dijksbesturen en dusdoende is thans ieder dorp, ja bijna elk gehucht door een harden weg aan het groote net verbonden; in dit opzicht heerscht allerwege eene opgewekte bedrijvigheid, vooral in die gewesten welke nog wat achterlijk waren, zooals

Noordbrabant, Zeeland en Limburg.

Het kostbaarst zijn de uitbreidingen der groote steden en daarmede gepaard gaande aanleg van nieuwe straten, bruggen, wegen en kaden; zoo ook rust men in Zeeland niet met het begrinden der tallooze dijken en buurtwegen, Friesland haalt het voorheen verzuimde met krachtaanwending in, en Drente ontwaakt uit een te lange sluimering.

De tramwegen beginnen een grooten rol te vervullen; overal ziet men er het nut van in en vooral in de zuidelijke en oostelijke provinciën, alwaar men niet uitsluitend volkrijke streken doorsnijdt en verbindt maar wel degelijk tracht ook afgelegen oorden tot ontwikkeling te brengen, een zeer prijzenswaardig beginsel; op die wijze zagen onder anderen Emmen en Onstwedde hare bevolking verdriedubbelen.

Tal van concessie-aanvragen zijn nog in uitvoering, nog meerderen wachten op goedkeuring, zoeken naar de beste richting of vinden geen voldoende geldelijken steun, doch er heerscht leven, animo op dit gebied en dit is voorzeker toe te juichen al schept dit nieuwe vervoermiddel in