(gierkoning)? kan zijn gedacht; de vleugels en de kop zijn los van het lichaam.
23. Onbekend.
25. Gevel versiering aan eene hut te Poeloegoedoe. Voorstelling van een gedrochtelijk menschelijk figuur, wellicht een Boschneger-godheid, met uitermate lange, eerst naar bovengestrekte en verder naar benedengebogen armen, die in een slangenkop eindigen. Zie het hierbij gevoegde figuurtje.
26 en 27. Onbekend. Het schijnt dat in de ornamenten menschelijke of mythologische wezens zijn aangegeven.
28, 29, 30 en 34. Als voren.
31a. In het & jour uitgewerkte handvat van deze miniatuur-parel of-pagaai (pari-tiki) staat middenin een menschelijk figuurtje, wellicht de voorstelling van een Indiaan met een dansmasker.
Eene poging om het ornament voorkomende op het breede gedeelte duidelijk te maken, zou slechts mogelijk zijn door het hier weergeven van een geheele afleidingsserie, waarvan wij hier ter plaatse moeten afzien.
32. Slang, en relief op de deur van eene woning gesneden.
33. Houtsneewerkversiering en relief op een trom aangebracht.
Aan het einde van deze korte en, om de medegedeelde redenen onvolledige beschrijving, die in dit tijdschrift ook onder de oogen zal komen van velen, voor wie het onderwerp wellicht nog nieuw is, moge eene opmerking worden gemaakt over de groote beteekenis van schijnbaar zoo weinig beduidende ornamenten van een primitief volk. In sommige gevallen kunnen ornamenten belangrijke hulpmiddelen zijn om stamverwantschap aan te toonen (zooals bij stammen in het Amazone-gebied het geval was), zelfs naast het tot nog toe meest gebruikelijke kenmerk, de taal. Verder geeft de studie van de ornamenten bij de nog levende primitieve volken een sleutel tot de verklaring van die van uitgestorven en verdwenen menschenrassen, zij is dus voor de archeologie van waarde en stelt ons in staat om doorloopend de kunstontwikkeling van de