de stoombarkas gezeten en met onze flotille op sleeptouw ten 11 uur de Marowijne af. De 35 K. M. lange weg werd vlug afgelegd; om 4 uur s morgens zagen we de lichten van St. Laurent voor ons en een half uur later lagen we aan den steiger te Albina gemeerd, waar alles nog in diepe rust was. We namen weder onzen intrek in de woning van de Marowijne-Comp. en vonden daar een koffer met kleedingstukken voor ons, die door de zorgen van de heeren Loth en Van Breen naar Albina gezonden was. Het was een genot om na ruim vijf maanden in Khakipakken gestoken te zijn geweest, die ons op het laatst het voorkomen gaven van een troepje vagebonden, weer eens een frisch wit pak te kunnen aandoen. Om 6 uur s morgens werden we verwelkomd door den heer Van Marle, te wiens huize we onder gezelligen kout eenigen tijd doorbrachten. In den loop van den dag werden de Boni-negers uitbetaald en kon ik met den districts-commissaris de fïnancieele aangelegenheden afhandelen.

Wij hadden alle reden den heer Van Marle ten zeerste dankbaar te zijn voor zijne bereidwillige hulp. Niet alleen, dat hij steeds de boschnegers, die ons op onzen tocht hadden vergezeld, uitbetaald had en mij daardoor mijn taak verlichtte, doch indien het slechts mogelijk was, zond hij ons de brieven en couranten, die uit Paramaribo kwamen en voegde daarbij de dagbladen, die hij zelf ontving.

Ik kan dan ook niet nalaten den districts-commissaris van de Beneden-Marowijne hierbij mijn hartelijken dank te betuigen voor alles wat hij voor de leden der expeditie gedaan heeft.

Ook aan den heer Bradley, directeur der MarowijneComp. een woord van dank voor de bereidwillige en gastvrije wijze, waarop de woning van het placer te Albina aan

ons afgestaan werd.

Denzelfden dag kwam de Curagao aan, waarmede we den 7den Januari, na een hartelijk afscheid van de Europeesche ingezetenen van Albina genomen te hebben, naar