visschersboot. Bij het passeeren van den Koffie-kamisa, een kleine val, waar een zware stroom stond, schoten onze boot en de corjaal er behouden af. Met de andere visschersboot zou dit echter niet het geval zijn. Plotseling hoorden we geschreeuw achter ons en zagen De Goeje op een rots met zijn hoed zwaaien, zoodat er blijkbaar iets bijzonders gebeurd was. In haast terugroeiende, bleek al spoedig dat de boot in den val gezonken was, want we zagen verscheiden voorwerpen de rivier afdrijven, waaronder ook een trommel, waarin onze meetboeken zaten; om deze kostbare vracht hadden we een paar zwemgordels gewikkeld voor het geval, dat we een ongeluk in de rivier mochten krijgen; het bleek nu, dat die voorzorgsmaatregel niet overbodig was geweest. De verschillende drijvende voorwerpen werden opgevischt, terwijl de boot, die volgens De Goeje midden in den val op een steen gestooten was, daardoor dwars in den stroom kwam en vol water liep, door de Boni's met vereende krachten in veiligheid werd gebracht. Alle bagage van De Goeje en de bemanning der boot was natuurlijk nat geworden en moest men eerst op de rotsen te drogen leggen. Van onze goederen ging er gelukkig niets verloren; alleen de stuurman, een Boni-neger, schoot er zijn hangmat en eenig geld bij in.

Ik zond nu de corjaal vooruit om te trachten op het dorp Gran-santi, ten zuiden van Stoelman-eiland gelegen, boschnegers aan te werven om een gedeelte van onze lading over te nemen. Een uur later volgden Versteeg en ik en kort daarop de Goeje in zijn visschersboot. In die volgorde kwamen we des namiddags op Gran-santi aan, waar we den nacht zouden doorbrengen. Daar vernam ik, dat de vooruitgezonden arbeiders er in geslaagd waren een boschneger te huren, die voor ƒ 7,50 het vat, de goederen naar Albina wilde vervoeren. Zooals gewoonlijk kon hij evenwel niet met ons tegelijk doorgaan, doch zou twee dagen later vertrekken. In verband daarmede liet ik een der arbeiders met de af te voeren lading in