werk van den Franschen reiziger Coudreau „Chez nos Indiens" is deze geschiedenis uitvoerig vermeld. Coemcamane hield er liefst zes vrouwen op na. Nadat hij een oogenblik met de Boni's gepraat had, roeiden we verder, passeerden ten 3 u. n. m. Awara Soela en sloegen onze tenten op in het oude bivak van 14 op 15 November. De oude Sluierman kwam me daar namens zijne kameraden om eenige kaarsen vragen, daar zij dien avond het kerstfeest wilde vieren. Een groote struik op een rotsplaat nabij het kamp werd door hen met de kaarsjes versierd en zoodra de duisternis inviel, werden deze aangestoken. Onder plechtig psalmgezang, afgewisseld door een preek van Sluierman, werd daar midden in de wildernis op eenvoudige doch waardige wijze het kerstfeest gevierd.
Den 2 5sten Dec. doorgaande, passeerden wij s middags de Inini, waar de commandant van den branschen politiepost de' beleefdheid had ons met de vlag te salueeren, welke beleefdheid wij op gelijke wijze beantwoordden, waren ten 3 u. n. m. bij Maripa Soela en arriveerden ten 51/, u. n. m. op het placer van de Cie des mines d'or, waar we weder allerhartelijkst werden ontvangen.
Den volgenden dag werden de visschersbooten, die we hier achtergelaten hadden, in gereedheid gebracht en geladen, terwijl we de minst slechte der corjalen ook zouden medenemen. De andere, die nagenoeg onbruikbaar waren geworden, werden achtergelaten. Dien dag vertrok er toevallig een boschneger naar Albina, zoodat ik hem vier onzer arbeiders meegaf, omdat er in de weinige vaartuigen waarover we nu beschikten, geen plaats meer voor hen was. In den namiddag kwam de directeur, de heer Despeaux, die bij onze aankomst nog op inspectie was op een der etablissementen, terug en heette ons hartelijk welkom. Hij drong er zeer op aan om nog eenige dagen zijn gast te zijn, welk vriendelijk aanbod we met het oog op de komst van den gouvernementsstoomer te Albina, tot onzen spijt niet konden aannemen.