aangevuld zagen. Voor een zakmesje kregen we een boog met een paar pijlen; voor eenige vischhaken een gelijk aantal pijlen; voor een schaartje een mooi halssnoer; voor een houwer, een hangmat enz.

In den namiddag brak er weder eene zware regenbui los, die de atmosfeer eenigszins verfrischte; voldaan over onze inkoopen gingen we 's avonds ter ruste, na ons nog eenigen tijd geamuseerd te hebben met den tamoechi Jamaiké, die te diep in het glaasje gekeken had, daardoor zeer spraakzaam was en zelfs eenige Indiaansche liedjes begon voor te dragen tot groot vermaak van de beide Boni's.

Den 20sten wilde ik vroeg op weg gaan, doch de kooplust der Roecoejana's scheen eenmaal opgewekt te zijn, zoodat zij reeds om 6 uur 's morgens met eenige voorwerpen kwamen aandragen. Zout vooral was voor hen een kostbaar artikel en herhaaldelijk werd ons er om gevraagd. Ten 9 uur eindelijk vertrokken we, vergezeld van de heilwenschen dezer indianen, die we wellicht nimmer zouden terugzien.

Den 2isten passeerden we de Loëkreek, sloegen het bivak op beneden Granman-ponsoe, voeren den 2 2sten voorbij de Oelemarie en maakten dienzelfden middag kamp boven den val Monfoekong, waar de booten weer ontladen moesten worden. Twee dagen later waren we in de Lawa en ontmoetten iets beneden den Poeloekoemaroe-val een corjaaltje waarin zich een indiaan en eenige vrouwen bevonden. Zij waren bij de Boni's geweest en nu weder op weg naar hun dorp in de Marowinie.

De indiaan was in het gezicht behaard, hetgeen eene bijzonderheid is bij Roecoejana's en ik vernam nu van Awensai, dat hij Coenicamane heette en de achterkleinzoon was van de Frangaise, die in het jaar 1767 met den heer Patrix bij de Roecoejana's geweest en in het dorp Tripoepoe door den \ apotoli (grootopperhoofd) I oropé geschaakt en tot zijne echtgenoote verheven was. In het bekende