trouwen te worden gesteld, zoodat aan eene bezwering de

voorkeur werd gegeven.

Daarvoor werd de noek'la, het kostuum bestemd voor den pono, een indianendans, voor den dag gehaald, dat bestaat uit lange reepen fijne boomschors, die boven aan een rondloopend bandje bevestigd zijn; dit bandje wordt om het hoofd gedaan en daarboven komt dan de groote kroon van veeren. Het bandje werd over een kleine holle kalebas geschoven en deze zoomede de reepen boomschors op verscheidene plaatsen besmeerd met roecoe, waarop weder vlokjes katoen werden geplakt. Twee lange van den bast ontdane stokken, met roecoe geverfd, werden spiraalsgewijze met dunne lianen omwonden en in het vuur gehouden, en vervolgens de lianen losgemaakt. Het waren toen groote stokken met roode spiralen. Aan den eenen bevestigde men de noek'la, aan den anderen een paai papegaaienveeren, waaraan katoenen draden, een paai stukjes krabbenschild en been, beplakt met witte donsveertjes, hingen. Vervolgens plantte men de beide staken in den grond, in de richting van de opgaande zon. e

Koorisiijuci

onder de noek la gaan

zitten. Jaloe's vrouw

bracht in een kalebas-

, „ schaal wat vuur, waarnoek la

op eenige pitten werden gestrooid, die een

" pasiepoele

Diai petpé „„„„ mnV ufr-

-

spreidden. Onder het uitspreken van eenige tooverwoorden werd daarna het wierookvaatje rondom den zieke gedragen en vervolgens op korten afstand voor hem nedergezet, terwijl er tevens eenige vogelveertjes op werden gelegd. Nu stak Jaloe een indiaansche sigaar aan, berookte eerst den zieke en daarna de beide toestellen, en daarmede was de plechtigheid afgeloopen. De zon ging toen juist onder.

Den x 7den Dec. werden we reeds 's morgens ten 5]/4uur